Een zielenwereld in kronkelende lijnen
De sprookjes

Een zielenwereld in kronkelende lijnen

Couperus wilde dat zijn boekomslagen bijdroegen aan de werelden die hij in taal neerzette. Vooral zijn bezielde sprookjes leenden zich uitstekend voor weldoordachte ontwerpen van kunstenaars als Jan Toorop en H.P. Berlage.

L.J. Veen, de uitgever van de meeste van Couperus’ werken, spaarde kosten noch moeite bij het laten verzorgen van de omslagen. Zeker bij het vormgeven van de sprookjes die Couperus rond de eeuwwisseling begon te schrijven, konden kunstenaars losgaan: deze verhalen dropen van de symboliek en leenden zich uitstekend voor een weldoordachte vormgeving die de zielenwereld van Couperus tastbaar maakte.

 

Met zijn sprookjes haakte Couperus aan bij een groeiende markt: het symbolisme was als kunststroming eind 19e eeuw flink opgekomen. Realisme en positivisme waren passé, het ging om de ziel, het innerlijke, de esthetische wereld voorbij het bewustzijn. De eerste twee sprookjes van Couperus – Psyche (1898), gebaseerd op het antieke verhaal van Apuleius, en Fidessa (1899), over een nimf die verliefd wordt op een ridder – werden dolenthousiast ontvangen. Psyche was zijn ‘machtigste, gloedrijkste, edelste en liefelijkste uiting’, niet alleen een ‘kunst-uiting’, maar meer dan dat: een ‘ziele-uiting’, schreef recensent J. van den Oude.

Het sprookjesuniversum van Couperus, vol nimfen, ridders en eenhoorns, bood ook een vorm van escapisme

Lezers konden zich verliezen in het uitvogelen van de betekenissen van bepaalde symbolen en motieven. Psyche blijkt een zoektocht naar de liefde waarin de geestelijke liefde uiteindelijk wint van de lichamelijke variant. Het sprookjesuniversum vol nimfen, ridders en eenhoorns bood ook een vorm van escapisme, waarbij de symboliek wellicht van secundair belang was. Een andere recensent (Ch. M. van Deventer in De Locomotief) bekende bijvoorbeeld dat hij weinig van de symboliek in Fidessa begreep, maar dat hij er hoe dan ook erg van had genoten.

 

Ondertussen had ook de boekversiering een grote opmars gemaakt onder invloed van de art nouveau: boekversiering werd een vorm van toegepaste kunst. Architecten en vele beeldende kunstenaars begonnen op verzoek van uitgevers boekbanden te ontwerpen: voor Couperus waren dat onder meer Jan Toorop, Richard Roland Holst, H.P. Berlage en Karel Sluyterman.

Toorop als omslagontwerper 

Couperus hechtte eraan dat zijn boekomslagen bijdroegen aan de sfeer van de werelden die hij in taal neerzette. Hij gaf graag zijn mening over de ontwerpen, blijkt uit de correspondentie met zijn uitgever. Over de vormgeving van Metamorfoze (1897) schreef hij bijvoorbeeld: ‘de band van Toorop dunkt mij heel mooi gevoeld. Mijne vrouw vindt dien te onrustig. Mij dunkt de “Metamorfoze” wel mooi weergegeven in die “wordende” figuur en die kronkelende lijnen.’

 

Nadat Couperus zo enthousiast was over Toorops omslag voor Metamorfoze, vroeg hij hem ook het omslag van Psyche te ontwerpen. Maar toen die niet direct op zijn vraag reageerde, schreef Couperus gekrenkt aan Veen: ‘Is U al met Toorop in onderhandeling? Op mijn brief, dien ik hem […] schreef, werd ik niet vereerd met een antwoord. Ik kan dus niet zeggen dat zijn eerste optreden tegenover mij – of liever niet optreden – zeer innemend was. Ik ben zoo bitter weinig gewend geen antwoord te krijgen op mijn brieven!’

Misschien bleef Couperus wel gepikeerd door deze eenzijdige interactie, want het uiteindelijke omslag, waarop Psyche op het paard Chimera probeert te ontsnappen aan haar bestaan als koningsdochter, kon hem niet bekoren: ‘Eerlijk gezegd, vind ik Metamorfoze mooier, zoowel van teekening als van kleur. Toorop is mij dezen keer wat tegengevallen.’

‘Eerlijk gezegd, vind ik Metamorfoze mooier. Toorop is mij dezen keer wat tegengevallen’

Een illustratie voor Psyche door Jan Toorop

En ook Babel (1901), waarop de in het verhaal voorkomende godin Astarte is afgebeeld, viel niet helemaal in de smaak: ‘Babel ziet er netjes uit; geen drukfouten; de band is wel wat cliché Toorop: “hij kan dat nu zoo en ik weet dat hij het zoo kan”, maar het is toch “nog al aardig”. Meer niet.’

 

Gelukkig beviel God en goden (1903), een sprookjesbundel met een verhaal dat hij tot zijn ‘liefste scheppingen’ rekent en waarin de Hoop als personage een grote rol speelt, hem wel weer: ‘Met pleizier ontving ik mijn boekje: heel aardig van Toorop, dat figuurtje van Hoop, dalende tusschen de bloemen den zonnekrater in! Heel mooi, het perkamenten ex.: heerlijk!’ 

Omslag Babel door Jan Toorop

De opkomst van de serieband 

Na de banden van Toorop verschenen de sprookjesverhalen met nog allerlei andere omslagen. Veen bewaarde de gedrukte vellen van elke nieuwe Couperus in plano, dat wil zeggen ongebonden en ongevouwen. Afhankelijk van de vraag in de boekhandel liet hij een bepaald aantal boeken binden; de totale oplage van 2000 à 3000 exemplaren werd zo opgedeeld, en vaak werd per nieuwe partij een nieuwe bandontwerper gezocht. Dat maakt de editiegeschiedenis bijzonder complex: van alleen al Psyche bestaan in 12 drukken meer dan 30 edities en variaties, allemaal net anders gebonden of met andere omslagen. 

 

Daar kwam bij dat de verkoop van Couperus’ – door de vormgeving nogal dure – boeken sinds Dionyzos (1904) sterk achteruit was gegaan. Boekhandelaren werden voorzichtiger met inkopen, het werd lastiger om van de voorraad af te komen. Veen begon verlies te draaien op Couperus, die nog altijd elk jaar wel weer een nieuwe roman produceerde. Daarom bracht de uitgever steeds meer titels uit in uniforme, goedkopere seriebanden, die onder verzamelaars liefkozend te boek zijn komen te staan als ‘maskerband’, ‘standaardband’, ‘werkenband’, ‘gordijntjesband’ of ‘poortjesband’.

Een illustratie van B. Reith bij Psyche. Reith maakte in de periode 1917-1918 voor Psyche en Fidessa en vier andere Couperus-edities tientallen illustraties en boekbandontwerpen

Het Braakensiek-debacle 

Natuurlijk konden al die verschillende edities en variaties onmogelijk allemaal Couperus’ moeilijk te verdienen goedkeuring wegdragen, maar de ‘poortjesband’ spande de kroon. Wie dit door J. Braakensiek getekende omslag bekijkt, snapt direct waarom. De oerhollandse boer en boerin, de molen en kerktoren: het contrast met de mystieke wereld van Over lichtende drempels (1902), een van Couperus’ meer esoterische sprookjesbundels, kon niet groter zijn. In het titelverhaal dwaalt de ziel van een overleden vrouw over ‘lichtende drempels’ en ‘op sporten der glanzende trappen’, door een soort voorgeborchte waaruit ze tot haar grote ‘smart en vertwijfeling’ alles wat er op aarde gebeurt kan overzien.

 

Couperus ontplofte nog net niet van verontwaardiging in een brief aan Veen: hij was ‘een beetje geschrokken van de Braakenziekband om de Lichtende Drempels!!!! wier mystieke sporten zeker nóoit gedroomd hadden overschreden te worden door boertjes op klompen!!!!’ Het gaf volgens hem geen pas deze boeken uit te geven ‘in een populaire serie met een burgerlijke bandteekening van Brakenziek (Ik meen “burgerlijk” in tegenstelling met “verheven”)’. 

De ‘poortjesband’, door Johan Braakensiek

Veen verontschuldigde zich snel: voor andere edities had hij al een nieuwe band laten maken. Maar helaas voor Couperus was Braakensieks ontwerp een commercieel succes: ‘ongelukkiger wijze’, aldus Veen, gaf de boekhandel de voorkeur aan de poortjesband. Ook God en goden werd later in deze editie uitgegeven in de hoop op die manier nog wat exemplaren te verkopen. ‘Ik gebruik dien band alleen voor restanten van oplagen. Het is toch beter dat de boeken onder de menschen komen dan dat ze op de zolders liggen te verweren,’ schreef Veen. Couperus’ dromerige, bezielde sprookjeswereld botste onverbiddelijk met de praktische wetten van het boekenvak.

Couperus’ sprookjeswereld botste onverbiddelijk met de praktische wetten van het boekenvak

Louis Couperus, 1921
Colofon Colofon

Tekst: Daan Cartens, Loranne Davelaar, Nadine van Maanen en Bertram Mourits
Redactie: Jennie Barbier en Jef van Gool
Eindredactie: Aafke van Hoof

Digitaal ontwerp: JUST
Beeld: collectie Literatuurmuseum
Foto’s archiefmateriaal: Michiel Spijkers

Met dank aan Marlies van der Riet

Vrijwel al het materiaal in deze online expositie komt uit de collectie van het Literatuurmuseum, tenzij anders vermeld in de expositie of in dit colofon.
De historische foto’s zijn afkomstig van Musée Albert-Kahn

Gebruikte literatuur

Bas Heijne, Angst en schoonheid. Louis Couperus, de mystiek der zichtbare dingen. Amsterdam 2022

Ernestine Kossmann, Het Den Haag van Couperus. Den Haag 1987

Marlies van der Riet, Haagsche Quaesties. Cultuur, koninginnen en hofstedelijke perikelen, 1890-1920. Amsterdam 2021

Caroline de Westenholz, Louis Couperus, een verwende vagebond. De geïllustreerde biografie. Amsterdam 2023

F. Bastet, De wereld van Louis Couperus. Amsterdam 1991

Rob Nieuwenhuys, Baren en oudgasten. Tempo doeloe, een verzonken wereld. Fotografische documenten uit het oude Indië 1870-1920. Amsterdam 1998

Jaap Goedegebuure, ‘Verbannen uit het paradijs. Het Indië van Louis Coupeurus’, Indische letteren 33 (2018) 4

Jeannette E. Koch, ‘Het Zuiden in Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan...’, Literatuur 13 (1996), p. 95-103

H.T.M. van Vliet, Versierde verhalen. De oorspronkelijke boekbanden van Louis Couperus' werk 1884-1925. Amsterdam 2000

José Buschman, Een dandy in de oriënt. Louis Couperus in Afrika. Amsterdam 2009

Rémon van Gemeren, Couperus. Een leven. Amsterdam 2016.

Louis Couperus, De correspondentie, bezorgd door H.T.M. van Vliet. Amsterdam 2013

Carl Niekerk, ‘Tourism, Ethnography, and Aesthetic Modernism: Louis Couperus in Africa’, Travel Writing in Dutch and German, 1790-1930. Londen en New York 2017.

F.L. Bastet, Een biografie. Amsterdam 1987
J.W.B. Polak, ‘Couperus en de Romeinse Oudheid', De Revisor 2 (1975)

Pim Lukkenaer, ‘De berg van licht’, Bzzlletin 17 (1987) 151

Rudi van der Paardt, ‘Couperus oud en nieuw’, Vrij Nederland, boekenbijlage (1981)

Jan van Luxemburg, ‘Rome en de ander’, Spektator 20 (1991)

Petra Teunissen-Nijsse, ‘Louis Couperus en Japan’, Indische Letteren 29 (2014)

Judith Vriesendorp-Gijsbers, ‘Verhalen van een fatalist', Bzzlletin 17 (1987) 151

Louis Couperus, Nippon, met een inleiding van Rico Bulthuis. Den Haag 1971