Menu van het feestelijk diner bij de viering van de zeventigste verjaardag van Nicolaas Beets, 13 september 1884

Besluit

Deze pen zal wel altijd willen voortkrabbelen

A

ch’, schreef Nicolaas Beets in 1850 aan zijn vriendin en collega Geertruida Toussaint: ‘deze pen zal wel altijd willen voortkrabbelen, namelijk om boeken te schrijven’. Hij bleef inderdaad tot op hoge leeftijd actief als schrijver, zijn werk als vanouds uitbreidend, corrigerend of anderszins bewerkend voor volgende uitgaven, soms ingrijpend. Er is wel gesuggereerd dat hij zo’n groot oeuvre tot stand heeft gebracht omdat hij veel kinderen te onderhouden had. Hij hield in ieder geval nauwgezet bij wat zijn publicaties hem financieel opleverden, en zeker in Heemstede zal hij het niet breed hebben gehad als dominee. Maar daarmee is zijn rusteloze bedrijvigheid als publicist maar ten dele opgehelderd. Een minstens zo plausibele verklaring is zijn behoefte om actief te zijn en te blijven voor uiteenlopende publieksgroepen, variërend van literatuurconsumenten en christelijke gelovigen tot intellectuelen en academici.

Hulde aan Nicolaas Beets. Muzikale uitvoering, Utrecht, 13 September 1884, te half 3 ure in de Parkzaal van Tivoli. Utrecht: Bosch, 1884. Tekstboekje met de namen van alle medewerkenden en de teksten van de gezongen liederen.
Hulde aan Nicolaas Beets. Muzikale uitvoering, Utrecht, 13 September 1884, te half 3 ure in de Parkzaal van Tivoli. Utrecht: Bosch, 1884. Tekstboekje met de namen van alle medewerkenden en de teksten van de gezongen liederen.

In elk van die circuits kwam hij in hoog aanzien te staan, maar populair bleef hij in de eerste plaats als schrijver van de Camera obscura. Dat bleek vooral in 1884, toen hij zeventig jaar werd en met pensioen ging als hoogleraar. Hij kreeg een nationale huldiging zoals maar weinig tijdgenoten ten deel viel. Vooruitlopend daarop schreven zijn bewonderaars Frits Smit Kleine en Jeronimo de Vries elk een enthousiaste brochure over Beets en zijn werk. De huldiging zelf beperkte zich niet tot bijdragen van geestverwanten uit Nederland en Nederlands-Indië, maar leverde ook eerbewijzen en geschenken op van katholieken en van bewonderaars in Zuid-Afrika en Noord-Amerika. De vertaalster Lina Schneider deed Beets het handschrift van haar Duitse vertaling van de Camera obscura cadeau, zijn vrienden Johannes Hasebroek en Matthias de Vries feliciteerden hem in de brochure Aan Nicolaas Beets en de beeldhouwer Frans Stracké vervaardigde een marmeren buste van de jubilaris. Diverse genootschappen benoemden hem tot erelid, tijdschriften brachten Beets-nummers uit en de Amsterdamse scheepswerf Huygens & Van Gelder bouwde een bark die, aanhakend bij de festiviteiten, ‘Nicolaas Beets’ gedoopt werd.

Op zijn verjaardag, 13 september, werden in Utrecht de vlaggen uitgestoken, kregen de kinderen vrij van school en was er een feestelijke manifestatie in het concertgebouw Tivoli, met een receptie, toespraken en een middagconcert. Hier brachten zeven koren en vier solisten onder leiding van Richard Hol op muziek gezette gedichten van Beets ten gehore.
 

De dirigent bood hem de uitgave aan van Vier gedichten van Nicolaas Beets. Scheiding, Mijn hof, ’t Viooltje en Maartje van Schalkwijk, voor eene zangstem met klavierbegeleiding gecomponeerd en den dichter op 13 September 1884 toegewijd door Richard Hol.

’s Avonds volgde een royaal diner met zo’n honderd aanzittenden, die allemaal hun handtekening zetten op een kolossale presentielijst, met daarboven een getekend portret van Beets.

Als blijvend aandenken kreeg hij in een fraaie kist een album amicorum aangeboden met vierhonderd bijdragen van vrienden, beroemdheden en vereerders, zo veel dat hij ze een paar maanden later alleen kon bedanken per gedrukte circulaire. Met een krantenbericht dankte hij voor alle per brief ingekomen gelukwensen.

Zijn tachtigste verjaardag in 1894 had aanzienlijk minder voeten in aarde, maar het Algemeen Handelsblad drukte wel het gedicht af dat Beets bij die gelegenheid onder zijn relaties had verspreid. Hij was dan wel oud, maar als vanouds een Bekende Nederlander, wiens portret nog in 1902 in diverse uitvoeringen te koop was op ansichtkaarten.

Het jaar daarvoor had Beets zich het erevoorzitterschap laten aanleunen van een steuncomité dat geld inzamelde voor het gezin van een (niet nader genoemde) overleden schrijver.

Nu maakte hij de kopij gereed voor een nieuwe druk van de Camera obscura, maar gedichten schreef hij niet meer, en het laatste deel Nieuwe verscheidenheden kondigde in 1902 aan dat hij definitief afscheid nam van de drukpers. Steeds meer vrienden en bekenden had hij de laatste jaren in een gedicht moeten gedenken. Zelf inmiddels slecht ter been en slechtziend voelde hij ook zijn eigen einde naderen.

‘Zijn laatste wensch was, dat men onmiddellijk na zijn dood zijn handen vouwen zou’, schreef J.J. Deetman, ‘hij wilde in eerbiedige houding voor zijn God verschijnen.’ Op 13 maart 1903 verzond zijn familie de annonces dat Beets, ‘in blijmoedige overgave aan zijn Heer en Heiland’, overleden was.

Vier dagen later werd hij onder grote publieke belangstelling en in aanwezigheid van talrijke hoogwaardigheidsbekleders begraven. Een rouwkrans van koningin-moeder Emma sierde de sterfkamer, een palmkrans van koningin Wilhelmina bedekte de kist.

Begrafenisstoet bij de uitvaart van Beets, 1903
Begrafenisstoet bij de uitvaart van Beets, 1903

In zijn poëzie heeft Beets bij herhaling teruggezien op de afgelegde weg, bijvoorbeeld toen hij in het gedicht ‘Holland’ de plaatsen in Nederland langsliep die belangrijk voor hem waren geweest: Haarlem, Leiden, Alkmaar, Heiloo, Heemstede en Utrecht. Op wat hij aan literair en stichtelijk werk geschreven had keek hij met voldoening terug, maar niet als verkaveld in bestanddelen die weinig met elkaar te maken hadden. Integendeel, zo liet hij weten in een gedicht dat benadrukte hoezeer zijn oeuvre voor hemzelf altijd een ondeelbare eenheid had gevormd.

Colofon

Tekst Ton van Kalmthout (Huygens ING)

Redactie  Jef van Gool, Nadine van Maanen, Dick Welsink, Marc van Zoggel

Eindredactie Aafke van Hoof

 

Met dank aan Rick Honings.

14-01-2019
Toon verantwoording

Gebruikte bronnen

 

Nicolaas Beets, Dichterlijke verhalen: Jose, Masquerade, Kuser, Gwy de Vlaming, Ada, nieuwe, herziene uitgave. Haarlem: Bohn, 1848.

--, Korenbloemen. Haarlem: Bohn, 1853.

--, Madelieven. Haarlem: Bohn, 1869.

--, Dichtwerken, 1830-1884. Volledige uitgave, naar tijdsorde gerangschikt en opnieuw herzien. Eerste deel. Leiden: Sijthoff, 1884.

--, Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden. 2de druk. Leiden: Sijthoff, 1904.

--, Gedichten. Deel 3. 6e druk. Leiden: Sijthoff, 1905.

--, ‘Drie brieven van N. Beets aan A.L.G. Bosboom-Toussaint, medegedeeld door J. Bosboom Nz.’, in: Onze Eeuw, mei 1921, 224-230.

--, Het dagboek van de student Nicolaas Beets 1833-1836, uitgegeven, ingeleid en toegelicht door Peter van Zonneveld. ’s-Gravenhage: Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 1983.

W. van den Berg, Henk Eijssens & Ton van Kalmthout (red.), Haarlemse kringen. Vijftien verkenningen naar het literair-culturele leven in een negentiende-eeuwse stad. Hilversum: Verloren, 1993.

André Bouwman (samenst.), De Beetscollectie te Leiden. Inventaris van papieren en drukken uit het bezit van Nicolaas Beets (1814-1903) berustend in de Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, met medewerking van Ellen Krol, ingeleid door Peter van Zonneveld. Leiden: Universiteitsbibliotheek Leiden, 2003.

Jan ten Brink, Geschiedenis der Noord-Nederlandsche letteren in de XIXe eeuw, in biographieën en bibliographieën, 1830-1900, grootendeels herzien door den auteur, verder bezorgd en bijgewerkt door Taco H. de Beer. 3 dln. Rotterdam: Bolle, 1902-1904.

P.D. Chantepie de la Saussaye, Het leven van Nicolaas Beets, beschreven door –, met een volledige lijst zijner geschriften, bijeengebracht door Mr. D. Beets en Mejuffrouw A. Beets, 2e geheel herziene druk. Haarlem: Bohn, 1906.

Johs. Dyserinck, Dr. Nicolaas Beets. Haarlem: Bohn, 1903.

Johs Dyserinck, Herinneringen aan Nicolaas Beets in woord en beeld, naar aanleiding van de Tentoonstelling in ’s Gravenhage 21-28 Maart 1904. Den Haag: Fuik, 1904.

Hildebrand, Camera obscura. 7e herziene en vermeerderde druk. Haarlem: Bohn, 1871.

--, Camera Obscura, bezorgd door Willem van den Berg, Henk Eijssens, Joost Kloek, Peter van Zonneveld, 2 dln. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 1998.

Rick Honings, De dichter als idool. Literaire roem in de negentiende eeuw. Amsterdam: Bert Bakker, 2016.

Guido Hoogewoud e.a. (red.), themanummer over de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen van: De Negentiende eeuw 3 (1979) 2 (juni), 73-156.

Nop Maas, De Nederlandsche Spectator. Schetsen uit het letterkundig leven van de tweede helft van de negentiende eeuw, met medewerking van Frank Engering. Utrecht-Antwerpen: Veen, 1886.

Marita Mathijsen (samenst.), De Kring van Heiloo, met medewerking van Marguerite de By, Marieke van Driel en José Plug. Heiloo: Vereniging Oud Heiloo, 1982.

W.G. van Nouhuys, Nicolaas Beets, 13 September 1814 – 13 Maart 1903. Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, 1903.

E.J. Potgieter, De werken, dl. 13: Kritische studiën, dl. 1, ed. Johan Carl Zimmerman. 3e druk. Haarlem: Tjeenk Willink, 1898.

G. van Rijn [& J.J. Deetman], Nicolaas Beets, 3 dln. Rotterdam: Bredée, 1910-1919.

Dirk Lubbertszoon Triglandt, Klaagzang bij het vertrek van den Weleerw. Zeer Gel. Heer Dr. Nicolaas Beets, Predikant, van Heemstede naar Utrecht, naar een oud lied van wijlen Habakuk Hildebrand, in leven koster en schoolmeester te Beeck, vrij gevolgd en met aanteekeningen verrijkt. Z.p. z.j.

Jo. de Vries, Nicolaas Beets. Haarlem: Tjeenk Willink, 1884.

Peter van Zonneveld, De Romantische Club: Leidse student-auteurs 1830-1840. Leiden: Athenae Batavae, 1993.