Inleiding
Een middelpunt van vereeniging
et liberale weekblad De Nederlandsche Spectator hield rond de jaarwisseling 1891/1892 een enquête om te achterhalen wat onder ‘beschaafde Nederlanders’ de meest geliefde Nederlandse boeken van de negentiende eeuw waren: de redactie vroeg een lijstje van maximaal tien favorieten in te leveren. Ruim driehonderd lezers en lezeressen gaven er gehoor aan. De uit 1839 daterende Camera obscura van Hildebrand, pseudoniem van Nicolaas Beets (1814-1903), kreeg verreweg de meeste stemmen: 206. Op de tweede plaats kwam Multatuli’s Max Havelaar, met 134 stemmen. De Spectator feliciteerde de winnaar met de prent ‘Ons plebisciet’, met als onderschrift: ‘Nog altijd, Hildebrand, blijft gij de meesten boeien’.
Dit is nog steeds het geval, zoals blijkt uit een vergelijkbare (maar uitgebreidere) enquête, honderdtien jaar later, in 2002, gehouden onder de leden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. 299 stemmers deden dit keer mee. Met 135 stemmen wezen zij nu echter wel Max Havelaar aan als het belangrijkste boek van de negentiende eeuw, terwijl de Camera obscura met 53 stemmen de tweede plaats innam. Niettemin kreeg het boek nog altijd een hogere score dan andere, geschreven door Louis Couperus, Marcellus Emants, Herman Gorter, François HaverSchmidt en Jacob van Lennep.
In de Nederlandse literatuurgeschiedenis hebben Nicolaas Beets en zijn werk een prominente plaats behouden. Zijn tijdgenoten zouden daar niet van opgekeken hebben. Prestigieuze culturele en geleerde genootschappen haalden hem binnen als lid, wat gold als een bijzondere onderscheiding. Zo werd Beets lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde in 1841 en erelid in 1884; in 1848 corresponderend lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut en in 1859 lid van de opvolger daarvan, de Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen; in 1852 lid, in 1873 erelid en in 1892 honorair lid der Directie van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap, waarvan hij voorzitter was in 1867 en 1870; in 1867 erelid van het Letterkundige Genootschap Oefening Kweekt Kennis; twee jaar eerder associé van de Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux Arts de Belgique en in 1887 buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamsche Akademie van Taal- en Letterkunde.
Prijzen waren destijds nog niet gebruikelijk voor schrijvers, maar aan het eind van zijn leven had Beets al wel diverse ridderordes opgespeld gekregen. Bovendien werden hem twee eredoctoraten verleend. Ook buiten het georganiseerde culturele leven, onder gewone lezers en toehoorders, had Beets tal van vereerders. Een zeer toegewijde fan was bijvoorbeeld de Utrechtse bakker en boekbinder Hendrik Willem Ywema, die alles wat hij aan drukwerk over Beets kon bemachtigen – ruim 1200 items – inbond in 24 boekdelen. In afzonderlijke portefeuilles verzamelde hij verder Beets-platen, -portretten en -liederen. De schrijver liet niet na de collectie van zijn bewonderaar op gezette tijden aan te vullen, zoals hij in de bevriende dominee P.D. Chantepie de la Saussaye zijn eigen biograaf aanwees. Deze vond in de jaren na Beets’ dood maar liefst drie andere vereerders naast zich die zich net als hij aan levensbeschrijvingen van de schrijver zetten: de predikant Johs. Dyserinck, de bibliothecaris G. van Rijn en de leraar Nederlands J.J. Deetman.
De roem die Beets ten deel viel maakt nieuwsgierig naar de schrijver en zijn werk. Hoe heeft hij zijn uitzonderlijke populariteit verworven? Die was niet alleen te danken aan de Camera obscura en is het best te begrijpen door Beets te volgen in de sociale omgeving waarin hij zich bewogen heeft: als jongen in het gezin waaruit hij voortkwam en in hetgezelschap van zijn schoolmakkers, als schrijvende theologiestudent te midden van zijn medestudenten, als huisvader in zijn eigen gezin, als predikant in Heemstede en Utrecht, als dichter en essayist in de literaire wereld en als hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Utrecht. Elk van deze hoedanigheden en milieus komt aan bod in dit verhaal. Ze laten zien hoe Beets op het knooppunt stond van diverse netwerken.
Een van zijn bewonderaars, Jeronimo de Vries, schreef in 1884:
Geen van de vele kringen en kringetjes, waarin ons volk verdeeld is, kan Beets in die mate de zijne heeten, dat een andere het noemen van zijn naam en het verbreiden van zijn lof voor een uitdaging zal houden. Integendeel, zijn naam klinkt als een leus des vredes, en hij zelf is een middelpunt van vereeniging voor lieden, die van alle, soms van tegenovergestelde, zijden komen.