Inmiddels kan ik een archief opbouwen van schrijfsters die Willem Moll, grondlegger van het Literatuurmuseum, afwijzen. Net als Carry van Bruggen pareert ook Cornélie Noordwal (1869-1928) de herhaaldelijke verzoeken om manuscripten of andere gedenkwaardigheden af te staan.
Dat u niet opveert bij de naam Cornélie Noordwal, neemt niemand u kwalijk, maar een eeuw geleden zou u in de hogere kringen een flater slaan als uw staart niet recht omhoog ging staan bij de naam Noordwal. Vooral onder recensenten was het zeer in schwung om af te geven op de ‘theetafelnovelliste’. Ze was een van de meest gelezen schrijfsters van haar tijd, al was dat in de kritieken niet terug te zien. In een brief aan Willem Elsschot schreef ze: ‘Aan de pers heb ik nooit veel plezier beleefd, het publiek mag mij gaarne.’ Een vriendelijkere manier om een middelvinger naar recensenten op te steken ken ik niet.