De literatuur barst van de kerstverhalen. Meestal zijn ze doorspekt met een moraal die ieder brein week maakt, maar soms weten ze te verrassen. De laatste decennia kom ik ze steeds minder tegen. Daarom was ik verheugd erachter te komen dat Henriëtte van Eyk (1897-1980) zich ooit heeft gewaagd aan een vertelling die zich afspeelt op kerstavond.
In haar tijd was ze een zeer succesvolle auteur, haar debuut uit 1932, De kleine parade, werd meteen een hit. Ze is altijd geprezen om haar humoristische inslag en haar vernieuwende kijk op het leven. Tijdens de oorlog zat ze in het verzet, ze was onder andere coördinator van een organisatie die geld inzamelde voor kunstenaars die zich weigerden in te schrijven bij de Kultuurkamer. In 1946 scheidde ze van haar man. Uiteindelijk heeft ze zo’n veertig boeken geschreven, die bijna allemaal goed werden ontvangen. Grote prijzen heeft ze nooit gewonnen, al werd onlangs door een onafhankelijk jury besloten dat Van Eyk behoort tot de 33 vrouwen die de P.C. Hooft-prijs nooit hebben ontvangen, maar wel hadden verdiend.