‘Ik ben even wandelen, tot zo.’ Flarden verleden tussen de draaiboeken van Aart Staartjes

Schrijven deed hij niet veel. Toch bezit het Literatuurmuseum een flinke collectie onder de naam Aart Staartjes: vijf dozen met draaiboeken voor zijn kinderprogramma’s. Met daartussen enkele snippers papier van persoonlijker aard.

 

Toen Aart Staartjes herdacht werd in de week na zijn dood, gebeurde dat met teksten die niet van hemzelf waren. In De Wereld Draait Door bijvoorbeeld, werd hetzelfde liedje (‘Dood zijn duurt zo lang’) gezongen dat in hetzelfde programma na de dood van de schrijver ervan, Willem Wilmink, ten gehore werd gebracht. We zagen de Stratemaker op Zee-show, J.J. de Bom, en Sesamstraat natuurlijk. Maar dat hij een boek op zijn naam heeft (Aarts vader) kwam niet erg aan bod. 

 

Schrijven deed hij dus niet of nauwelijks, maar om te doen wat hij wilde doen, had hij des te meer schrijvers nodig. Voor hen wist hij dan ook de ruimte te creëren, en als producent en regisseur was hij belangrijk. En dan vooral voor een groep schrijvers die bekend werd als ‘Het Schrijverscollectief’ en die aanvankelijk bestond uit Hans Dorrestijn, Karel Eykman, Ries Moonen, Fetze Pijlman, Arie Rampen, Jan Riem en Willem Wilmink. Die club was bijeengebracht door tv-maker Frans Boelen, maar het was Aart Staartjes die ze van het meeste werk voorzag. 


De kiem van het succes voor die samenwerking was misschien wel de opdracht die Aart Staartjes kreeg van de IKON: hij moest Bijbelverhalen voorlezen in de voor kinderen bedoelde versies van Karel Eykman, die zich moest aanpassen aan het gebrek aan kennis van de ongelovig opgevoede Staartjes en er op die manier in slaagde om precies de juiste, toegankelijke toon te vinden voor zijn Bijbel-hervertellingen. 


Het was de laatste keer dat Staartjes zich iets zou aantrekken van God of gebod: zijn tv-carrière bestond vanaf dat moment uit een grote aanval op ouderlijk gezag. Hij vond daarbij geestverwanten onder acteurs zoals Joost Prinsen en Wieteke van Dort met wie hij veel succes had, en dus onder de schrijvers die hem van zoveel prachtmateriaal voorzagen.
 

Aart Staartjes met Wieteke van Dort en Joost Prinsen op de opening van de tentoonstelling ‘Dicht langs de huizen’ van Willem Wilmink in het toen nog Letterkundig Museum op 6 maart 1987. Collectie: Literatuurmuseum

 

Het Literatuurmuseum beschikt over een flinke stapel draaiboeken met teksten van het Schrijverscollectief voor programma’s die Staartjes regisseerde. Je kunt er goed aan zien met hoeveel toewijding regisseur Staartjes te werk ging in het verbeelden van het werk van het Collectief. 

 

Het is niet duidelijk waarom hij de tekst van het liedje ‘Dat overkomt iedereen wel’ geheel heeft uitgeschreven, achter op een draaiboek. De tekst is van Willem Wilmink, en Staartjes zong het in de Stratemaker op Zee-show (1972), nam daarbij overigens de correctie van ‘Epi Drost’ naar ‘Van Beveren’ (onder aan de pagina) niet mee. 

 

‘dat overkomt iedereen wel’, handschrift van Aad Staartjes. Collectie: Literatuurmuseum

 

De draaiboeken staan vol met de kleinste regieaanwijzingen, en dat werd later in zijn carrière niet minder. Van improvisatie was geen sprake bij het in beeld brengen van Geef je ouders maar weer de schuld, een serie die Staartjes in 1985 voor de VPRO maakte: elke camerabeweging werd opgeschreven, in groter detail dan waarin het scenario zelf had voorzien.

 

Draaiboek met aantekeningen van Aad Staartjes. Collectie: Literatuurmuseum

 

Toen hij deze series maakte, kon hij nog niet voorzien dat hij zelf, als ouder, ook van een en ander de schuld zou krijgen later. Met zijn dochter leefde hij decennia in onmin, en in een tv-interview met Cornald Maas vertelde zoon Paul kalmpjes dat zijn ouders beter geen kinderen hadden kunnen krijgen. Staartjes’ eigen boek over zíjn vader had ook al het karakter van een afrekening. Staartjes was kortom Meneer Aart: een collectieve lievelingsopa met wie je misschien liever niet wilde samenleven.

 

Het is geen geheim dat Staartjes een lastig man was voor zijn omgeving, én voor zichzelf; ook al omdat hij daar in interviews de laatste jaren van zijn leven met evenveel tegenzin als overgave over vertelde. En omdat hij er tv-kunst van maakte, op een manier waarvoor de Nederlandse tv op het ogenblik, tot zijn grote frustratie, geen ruimte meer heeft.

 

Er is nauwelijks persoonlijk materiaal van Staartjes te vinden in de collectie van het Literatuurmuseum – maar er zitten tussen al die draaiboeken enkele snippers papier die een zéér bescheiden beeld geven van de manier waarop hij werk en leven probeerde te combineren.

 

Zo zit er een handgeschreven aanmaning tussen de papieren van Geef je ouders maar weer de schuld:

 

Handgeschreven aanmaning. Collectie: Literatuurmuseum

 

En op de achterkant van deze aanmaning staat een rekensom, maar ook een kort briefje voor zoon Hidde, met vriendelijke doch dringende instructies betreffende een tafel, een lamp en vooral: de afwas. ‘Fijn hè?’ Blijkbaar zouden zijn ouders wel even weg blijven, want de afscheidsgroet luidt: ‘Tot bellens’.

 

Achterkant handgeschreven aanmaning. Collectie: Literatuurmuseum

 

Een briefje aan Hiddes oudere broer is nog korter, maar het is eigenlijk als slotakkoord wel net zo subtiel. Aart is even wandelen, maar vast niet lang, want hij sluit zijn kattebelletje, achter op het briefpapier van Geisel Hotels, af met een simpel: ‘Tot zo’. 

 

Briefje aan Paul van Aart Staartjes. Collectie: Literatuurmuseum