Terugblik 2019: het jaar in schrijvers die niet meer zijn

Schrijvers zijn onsterfelijk. Of beter gezegd: de schrijvers zelf zijn sterfelijk, maar hun woorden leven voort. In romans, dichtbundels, essays. In brieven, manuscripten, dagboeken. We staan aan het eind van 2019 stil bij enkele schrijvers en dichters die de literaire wereld dit jaar zijn ontvallen.

 

Bea Vianen (1935-2019) - Urenlang dromen van een einde

 

Bea Vianen. Collectie: Literatuurmuseum

 

Romanschrijfster Bea Vianen maakte begin jaren zeventig furore met haar autobiografische romans. Ze gaven een vlijmscherp beeld van Suriname, liefdevol en kritisch. Naarmate haar schrijverschap vorderde, werd ze echter steeds meer een dichter, die probeerde koortsige dromen in beelden te bezweren. Ze overleed op 6 januari 2019 in haar geboorteplaats Paramaribo, op 83-jarige leeftijd.

 

In 1974 keek Vianen al vooruit naar het eind van haar leven, in een gedicht dat ‘Echtbreuk’ heet. Ze was toen nog niet eens op de helft, hoewel ze haar hoogtijdagen als schrijfster achter de rug had. Maar dat kon ze toen nog niet weten.

 

Ik droomde dat ik aan
mijn laatste rustplaats stond.
De koningspalmen langs het schelpenpad
ruisten bescheiden en de krekels schenen
met elkaar te hebben afgesproken, ieder
afzonderlijk en met zachte halen het uur te doen.

 

Lees hier meer over het leven en werk van Bea Vianen.

 

Eli Asser (1922-2019) - Lichtheid bleek in het leven moeilijk aan te brengen

 

Eli Asser. Collectie: Literatuurmuseum

 

Eli Asser werd veelal geprezen om zijn veelzijdigheid en zijn lichtheid, vooral omdat die laatste onontkoombaar geworteld was in het verdriet dat de oorlog had veroorzaakt. Zijn ouders, broer en zuster werden in Duitsland vermoord, en zelf werkte hij in een Joodse psychiatrische inrichting; met naar eigen zeggen een levenslang schuldgevoel van de overlevende als resultaat. Een schuldgevoel dat hij te lijf ging met de wens ‘de mensen een beetje plezier te geven.’ 

 

Dat probeerde hij dus te doen met liedjes, toneelstukken, tv-series, die vol staan met regels en wendingen die tot het Nederlandse collectieve geheugen zijn gaan behoren: ‘We benne op de wereld om mekaar te hellepen, niewaar?’ of: ‘Het zal je kind maar wezen.’ Hij overleed op 25 januari, op 96-jarige leeftijd.

 

Lees meer over het bewogen leven van Eli Asser.
 

Shrinivāsi (1926-2019) - Ademloos voordragen in vele talen
 

Shrinivāsi en Astrid Roemer, 1977. Collectie: Literatuurmuseum

 

Het is nieuws in augustus 1966, voor Amigoe di Curaçao, het ‘dagblad voor de Nederlandse Antillen’: ‘Dichter M. Lutchman terug op Antillen.’ Drie jaar lang had Martinus Lutchman in Nederland geleefd. Het bericht meldt onder andere dat hij daar een lerarenopleiding Nederlands heeft gevolgd. Niet afgemaakt, maar dat zit hem niet dwars: ‘Ik ben nu veel rijper en gelukkiger en kan meer doen.’

 

Lutchman, dichtersnaam Shrinivāsi, bleef als dichter een een regelmatige en graag geziene gast in Nederland, onder meer op het festival Winternachten. Toch verscheen hier pas in 1984 een bundel van hem, al was dat meteen een omvangrijke bloemlezing uit zijn werk. Hij had andere wegen om gehoord te worden dan Nederlandse uitgevers; en hij beperkte zich niet tot één taal. Zijn bundel Oog in oog (1974) was deels in het Spaans, in veel andere bundels staan gedichten in het Sarnami, een Surinaamse variant van het Hindi, en toen hij in Frans-Guyana verbleef, schreef hij enkele gedichten in het Frans.

 

Hij overleed op 26 januari, anderhalve maand na zijn 93ste verjaardag.

 

Lees over het werk van Shrinivāsi, een eerbetoon aan taal.

 

Patty Scholten (1946-2019) - Een dubbelleven in strips en sonnetten

 

Patty Scholten en Kees Stip tijdens de opening van de tentoonstelling ‘Vier lichte letterheren’ in het Literatuurmuseum, 15 april 1999. Foto: Rop te Riet, collectie: Literatuurmuseum

 

Weinig poëzielezers zullen hebben geweten dat Patty Scholten onder de naam Patty Klein veertig jaar lang de scenariste van de zeer succesvolle tienermeidenstrip Noortje is geweest. Andersom zal waarschijnlijk niet één lezer van die strip ervan op de hoogte zijn geweest dat zij een aantal dichtbundels heeft gepubliceerd. Zij heeft deze twee disciplines dan ook altijd strikt gescheiden gehouden: Klein (haar meisjesnaam) was voor de strips en Scholten voor de poëzie.

 

In het slotsonnet uit haar laatste bundel (De ziel is een pannenkoek, 2011) beklaagt ze zich over de gebreken die de ouderdom met zich meebrengt, maar ze komt ook met een elegante oplossing:

 

Er is een oplossing. Elk mens wordt tachtig, 
maar zonder ziektes, kwalen, iets verdachts. 
En daarna sterven we spontaan, eendrachtig. 

Een groots verjaardagsfeest, men speecht welsprekend.
De laatste gast komt pas om twaalf uur ’s nachts.
Het is de dood. Je hebt op hem gerekend. 

 

Nadat Scholten in februari van dit jaar voor haar vele verdiensten nog was onderscheiden als ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, is zij op 15 maart in Ede overleden.

 

Lees over het dichtersleven van Patty Scholten.

 

R.A. Basart (1946-2019) - Schrijver van een klein, fijnzinnig oeuvre

 

R.A. Basart. Foto: Geert Snoeijer, collectie: Literatuurmuseum

 

Veel schreef hij niet, R.A. Basart, maar hij woog zijn woorden zorgvuldig. In het midden van de jaren zeventig stond hij op als dichter, in wat toen wel de ‘neo-romantische’ traditie werd genoemd: technisch vaardige poëzie, speels en melancholiek, zoals in ‘Stof tot stof’.

 

Ouder worden is steeds minder 
Komen en steeds minder gaan 
Maar ga ik heen dan kom ’k terug, want 
Vóór ik hier kwam was ik daar.

 

Basart zou na zijn tweede dichtbundel twintig jaar lang niets publiceren – en toen was daar opeens een roman: De laatste lach, vol duidelijk herkenbare autobiografische elementen, want het boek ging over een leraar Nederlands die tijdelijke roem had vergaard met zijn poëzie maar die nu alleen nog maar wist te schrijven door elementen van andere boeken te ‘lenen’.

Hij overleed op 25 juni. Zijn correspondentie met W.F. Hermans, die hij bewonderde, werd door de laatste zorgvuldig bewaard en bevindt zich nu in het Literatuurmuseum.

 

Lees hier meer over de briefwisseling.

 

T. van Deel (1945-2019) - De bloei van Tom van Deel was tomeloos

 

T. van Deel. Foto: © David Samyn, collectie: Literatuurmuseum

 

Verstilde momenten, tijdopnames die de glans van eeuwigheid krijgen – daar ging de poëzie van T. van Deel over. Zijn oeuvre was klein, maar uiterst hecht en concies. Op 12 augustus overleed hij, een man wiens leven in het teken stond van zijn hartstocht voor de letteren.

 

Hij schreef jarenlang kritieken voor Trouw, maakte deel uit van talrijke jury’s en was een van de eerste redacteuren van het toonaangevende literaire tijdschrift De Revisor. Generaties studenten Nederlands maakte hij vertrouwd met onze literatuur. 

 

Als criticus en docent is Van Deel altijd trouw gebleven aan zijn vroeg opgedane opvattingen. Hij kwam uit de school van het tijdschrift Merlyn, dat de tekst centraal stelde. Veel van zijn studenten, van wie een aantal criticus is geworden, vertelden hoe de colleges bij hem verliepen: een gedicht werd op een uitputtende manier gelezen en herlezen, waarbij alle mogelijke varianten in betekenis aan het licht kwamen. 

 

Lees over Tom van Deel als gewaardeerd jurylid, criticus, dichter en mens.

 

Jules Deelder (1944-2019) - De dichter is niet meer

 

Jules Deelder. Collectie: Literatuurmuseum

 

Jules Deelder schreef korte verhalen, hij was nachtburgemeester van Rotterdam, hij was de beroemdste Sparta-fan van Nederland (de voetbalclub maakte hem zelfs tot ‘lid van Verdienste’), hij draaide jazz-plaatjes en was drummer. Hij was bekend van tv, hij scoorde zelfs met reclame en het Rotterdam Museum verklaarde hem onlangs min of meer officieel tot ‘Erfgoed’. 

 

Maar bovenal was hij dichter. Poëzie was het belangrijkst, die nam hij serieus: ‘Het is een spel op leven en dood toch? Het is een ondergeschoven kindje, maar we krijgen hem er niet onder.’ 

 

Wat hij ook deed, welk succes hij ook boekte, hij bleef het visitekaartje trouw dat hij op zijn veertiende maakte, en waarop hij liet zetten: ‘Jules Deelder. Dichter’. Wie op die leeftijd denkt dat hij dichter is, blijkt het meestal niet te zijn, maar Deelder wist heel goed wat hij was en hij bleef het zijn hele leven.

 

Hij overleed op 18 december, een maand na zijn vijfenzeventigste verjaardag. 

 

In memoriam: Jules Deelder, dichter.

 

Chawwa Wijnberg (1942-2019) - Ik moet in sprookjes kunnen wonen

 

Chawwa Wijnberg. Collectie: Literatuurmuseum

 

Schrijvers zijn onsterfelijk. Zo ook Chawwa Wijnberg, die 21 december overleed in haar woonplaats Middelburg, waar ze begin deze eeuw stadsdichter was. Maart van dit jaar verscheen nog een dichtbundel die als haar afscheid werd beschouwd, omdat ze kaal en onopgesmukt schreef over de levensfase waarin ze zich bevond. Bijvoorbeeld in het gedicht

‘Slijtage’:

 

Er is
een scherfje 
van me af. 
ja en kreukels 
en hier 
en daar een barst. 

 

Dat Arjan Peters er in de Volkskrant met lovende woorden over schreef, heeft haar vast goed gedaan. Want de stilte in de literaire kritiek zat haar dwars, zo valt te lezen in de correspondentie waarover het Literatuurmuseum beschikt.

 

Haar carrière begon ze in het kielzog van Elly de Waard, bij wie ze begin jaren tachtig poëzieworkshops volgde, en waaruit zowaar een nieuwe dichtersgroep ontstond: de Nieuwe Wilden. Het waren vrouwelijke dichters, die met een postmoderne vorm van expressionisme de aandacht wisten te trekken, zowel met tekst als performance.

 

Zoals dat gaat met groepen, deed die gezamenlijke identiteit haar geen recht, maar Wijnberg kon het ook heel goed buiten een groep, en ze bleef dichten, al publiceerde ze slechts incidenteel een bundel. Haar joodse achtergrond speelt in haar werk een grote rol, zo werd ook in diverse necrologieën terecht opgemerkt. Met grote subtiliteit schrijft ze niet alleen over de joodse traditie, maar ook over de holocaust, waarbij ze het vermijdt om grote woorden te gebruiken. 

 

Haar eerste bundel verschijnt in 1989: Aan mij is niets te zien, maar daar staat maar een klein deel in van de gedichten die ze in de tweede helft van de jaren tachtig schreef. Ze was lange tijd op zoek naar de juiste verhouding tussen feitelijkheid, geschiedenis, emotie en verbeelding, zoals ook te zien valt in het typoscript van dit kleine gedichtje.

 

Typoscript. Collectie: Literatuurmuseum

 

Ze kiest ervoor om de woorden ‘grote verdriet’ te schrappen, die heeft de goede verstaander niet nodig, en krabbelt er nog een aantekening onder: ‘ik moet in sprookjes kunnen wonen’. Sprookjes waren haar gedichten zeker niet, daarvoor was ze te aards. Maar geloofwaardige poëzie schreef ze wel.

 

Bekijk het werk van Chawwa Wijnberg op haar website.