Kathinka Lannoy: haar stem is niet vereeuwigd, maar haar vastberadenheid wel

Alma Mathijsen stuit in het archief op een verloren stem in de literatuur. Twee brieven van schrijfster Kathinka Lannoy getuigen van grote vastberadenheid en een serieuze benadering van haar literaire nalatenschap. Zulk doorzettingsvermogen zie je zelden bij vrouwelijke auteurs.

 

Ooit riep ik schrijvers voorzichtig op hun archieven beter bij te houden. En dan met name de schrijfsters. Omdat zij achterbleven bij hun mannelijke collega’s, die er enorme archieven op na hielden. Maar nu tref ik een schrijfster die wel degelijk nadacht over haar nalatenschap. En zichzelf op waarde schatte, al zullen er weinig lezers zijn die haar naam nu nog kennen. 

 

Kathinka Lannoy (1917-1996) schreef streekromans, kinderboeken en korte verhalen. Haar debuut, Het geslacht Trigland, uit 1939, werd overwegend lovend ontvangen door critici. Al waren de lezers nog enthousiaster, maar liefst 600.000 exemplaren werden er van de uiteindelijke trilogie verkocht. Ze had een voorliefde voor het buitenaardse, ze schreef spookverhalen en sciencefictionverhalen. Met die laatste won ze twee prijzen in de Verenigde Staten. 

 

Gesigneerd portret van Kathinka Lannoy

 

De paarse cover van een verhalenbundel waarop een zwarte spin prijkt met een dik achterlijf, puntige giftanden en groene ogen, trekt me aan. Ontworpen in 1959 door Dick Bruna, in gotische letters staan de naam van de schrijfster en de titel gedrukt: Tussen elf en één

 

In het eerste verhaal wordt meteen kritiek geuit op de westerse blik op ‘primitieve bevolkingen’. Ze zouden bijgelovig zijn, en daar moest een mens zich toch verre van houden. Maar wat het hoofdpersonage van het verhaal ‘Sèvres-tantetje’ heeft gezien, dat is geen bijgeloof, dat is de waarheid. Ik huiverde bij het geluid van de rammelaar dat door het hele huis te horen was, ook al was er allang geen baby meer in huis.

 

Lannoy schrijft op een haast verslavende manier, en trekt je haar griezelige wereld binnen. De lezer trilt mee met de personages wanneer de man met een litteken uit een droom ineens aan tafel staat. Vooral het verhaal ‘Iedereen en Niemand’ zal me bijblijven. Waarin een oude vrouw verveeld uitkijkt vanuit haar raam op de Amsterdamse grachten en altijd hetzelfde ziet. Ieder mens is hetzelfde, zelfs de toeristen zijn niet van elkaar te onderscheiden. Tot ze op een dag door een buurtbewoner wordt gevraagd om hem naar zijn huis te begeleiden. Dat doet ze, enigszins schoorvoetend. In zijn huis laat hij haar verschillende prenten zien. Een waarop vechtende en sluipende soldaten staan afgebeeld, en ineens ziet ze een verschil, deze mannen zijn voorgoed en hopeloos vergiftigd door gedachtes van angst en vernietiging. Ze rook ‘de verpestende stank van dood en kruit’. De soldaten komen tot leven en marcheren onophoudelijk uit de ets. Lannoy laat een vrouw zien die in haar nadagen erachter komt waartoe de mens in staat is.  

 

Tussen elf en één, Kathinka Lannoy

 

Lannoy was overtuigd van haar eigen kunnen, en dat valt te prijzen. Dat blijkt uit de brief die ze schreef aan uitgeverij Querido in 1959. Daarin dringt ze erop aan dat ze wordt toegevoegd aan Stemmen van schrijvers op de grammofoonplaat. Uit de krant had ze vernomen dat een aantal auteurs hun medewerking al had toegezegd aan de uitgeverij en het toenmalig Letterkundig Museum, dat het initiatief tot de grammofoonplatenreeks had genomen.

 

Lannoy schrijft: ‘Gaarne sluit ik mij door deze hierbij ten spoedigste aan. Ik draag zeer veel voor, ook in de Boekenweek, terwijl ik één der vaste medewerksters ben aan de Studio voor HET GESPROKEN BOEK te Den Haag.’

 

Op spitsvondige wijze liet ze het klinken alsof de initiators haar per ongeluk waren vergeten. Al snel volgt een brief waarin op haar verzoek wordt ingegaan. De redactie is in principe bereid, maar de productie is nog niet van start gegaan. Dus ze zal moeten afwachten. De meeste schrijvers zouden het hierbij laten. Maar Lannoy is volhardend. In 1962 is ze het plan nog niet vergeten en schrijft nog eens om uitgever en museum te herinneren aan haar verzoek. Dat is alleen te achterhalen uit een antwoord, want de originele brief is verloren gegaan. Er wordt Lannoy beloofd dat ze snel antwoord krijgt. Maar uit een volgende brief, inmiddels in 1964, blijkt dat de respons nooit is gekomen. En Lannoy benadrukt nog eens: ‘Daar ik veel voordrachtsavonden houd, ligt zo’n opname mij – en mijn toehoorders – begrijpelijkerwijze na aan het hart.’

 

Kathinka Lannoy aan Querido, 18 november 1959 en 7 oktober 1964. Collectie Literatuurmuseum

 

Een schrijfster die voor zichzelf opkomt, en geen genoegen neemt met onduidelijkheid, is zeldzaam genoeg

 

Als het aan Carry van Bruggen lag, bestond het Literatuurmuseum niet

Lees meer

Zulk doorzettingsvermogen om vastgelegd te worden, heb ik niet vaak gezien bij schrijvers, en zeker niet bij vrouwelijke schrijvers. Sommigen walgden zelfs van het idee. Carry van Bruggen wilde niet eens opgenomen worden in het archief: ‘Ik haat persoonsverering,’ schreef ze in een brief aan Willem Moll, de grondlegger van het museum.

 

Lannoy’s stem zullen we niet meer kunnen terugluisteren. Misschien werd ze niet literair hoogstaand genoeg geacht. Anna Blaman, Aya Zikken, Hella Haasse en Maria Dermoût werden wel vastgelegd. Overigens was het gros van de schrijvers en dichters man. Wat dat betreft was het nog beter geweest als haar verzoek wel gehonoreerd was. Een schrijfster die voor zichzelf opkomt, en geen genoegen neemt met onduidelijkheid, is zeldzaam genoeg. Ik had graag naar haar geluisterd. Er is ook een foto van haar overgebleven. Ze staart krijgslustig naar iets wat zich buiten de lens, in de toekomst afspeelt. Zij is de vormgever van haar leven en zal altijd voor zichzelf opkomen, ook als anderen haar dreigen te vergeten.

 

Behalve de foto, een verwaarloosbaar telegram en de korte briefwisseling, is er in het Literatuurmuseum verder geen archief. Geen manuscripten, geen dagboeken, geen aantekeningen. En dat terwijl ze zo productief was en overtuigd was van de kwaliteit van haar oeuvre. Waarom er is zo weinig is, weten we niet. Ik kan er alleen maar naar gissen. Gelukkig zijn de brieven er. Haar stem is misschien niet vereeuwigd, maar haar vastberadenheid wel.