Ruzie in het literaire bedrijf: ‘Wees toch verstandig, Martin, sta daarboven’

Toen John-Alexander Janssen als dertienjarige jongen Martin Ros op de radio over boeken hoorde spreken, werd hij voor het eerst van zijn leven nieuwsgierig naar literatuur. Zijn jeugdheld kreeg bij uitgeverij De Arbeiderspers ruzie met directeur Theo Sontrop. Collega Emile Brugman schreef Ros een brief om hem een hart onder de riem te steken. 

 

Iedere jeugd kent een decor van aanwezigheden op afstand. Mensen – of dingen – die er zijn en tegelijk niet, en die zo innig met een bepaalde periode zijn verbonden dat ze die voor altijd in zich lijken te dragen. Het kunnen objecten zijn, een specifieke straat, een huis waar je langsreed op de fiets onderweg naar school, zelfs een boom. Of soms, zoals in mijn geval, een stem. 

 

Toen ik jong was tenniste ik veel. Drie, vier keer per week bracht mijn moeder me naar training, ver buiten het dorp waar we woonden. In het weekend waren er wedstrijden. Ook in de winter. Ze waren in het hele land en ik herinner me de schier eindeloze autoritten ernaartoe. Ik wil maar zeggen: toen ik jong was stond de radio vaak aan. 

 

Op de zaterdagochtenden was er altijd een stem die ik herkende uit duizenden, en waar ik stiekem naar verlangde. Het was de stem van een man. Met de voor hem kenmerkende slepende dictie sprak hij over de boeken die hij had gelezen. Nee, hij sprak niet, hij predikte, prees en fulmineerde, en hij was nauwelijks te stoppen. Zo begeesterend en bevlogen als hij heb ik nooit meer iemand over romans of poëzie horen praten. Dankzij Martin Ros werd een jongen van dertien voor het eerst van zijn leven nieuwsgierig naar literatuur. 

 

‘Mieke, heb ik nog tijd, ik móet nog een boek noemen, nog eentje, het is een misdaad om dit boek te veronachtzamen, Mieke...’ In die trant ging het door, volgens een vast stramien. Week na week negeerde Ros heldhaftig de maningen om het vooral bondig te houden, en overschreed als een ware fakkeldrager voor de letteren de hem toebemeten radiominuten. Aan alles merkte je: die man is boeken. 

 

Martin Ros tijdens een lezing georganiseerd door SLAA in theater De Balie in Amsterdam. Fotograaf: Gerrit Serné

 

Ros zat zelf in het boekenvak. Al in 1964 trad hij in dienst als redacteur bij uitgeverij De Arbeiderspers, waar hij ook hoofdredacteur zou worden en de beroemde autobiografische reeks Privé-domein bestierde. Als hoofdredacteur werkte Ros lang samen met directeur Theo Sontrop, die in 1991 naar Vlieland vertrok (en daar tot zijn dood in 2017 bleef wonen). ‘Een gouden-tandem’ noemde Ros die samenwerking in zijn eigen afscheidsinterview uit 1997 in Trouw

 

Maar was dit geheugenverlies, of een bewust gekozen gentleman-pose? Een ding is zeker: achter de schermen haperde die tandem dikwijls flink, en leek hij soms van roestig ijzer. Zo kreeg Ros – vermoedelijk eind jaren ’80 – met diezelfde Sontrop slaande ruzie. Niet alleen Ros kreeg dat, zo blijkt uit de (ongedateerde) brief die zijn toenmalige AP-collega Emile Brugman hem schreef. 

 

Wat er precies was voorgevallen tussen Ros en Sontrop blijft vaag, maar duidelijk is dat Ros het conflict hoog opnam. Hij voelde zich diep beledigd. Kennelijk had hij dat ook in een schrijven laten weten aan Brugman, die hem probeerde gerust te stellen: ‘Je bent in je brief – heel begrijpelijk overigens – buitengewoon emotioneel. Daardoor maak je in mijn ogen een aantal essentiële fouten, fouten die zich voornamelijk tegen jezelf richten en waarmee je jezelf onrecht aandoet.’ 

Brief van Brugman aan Ros. Collectie: Literatuurmuseum

 

Brugman, die in 1991 samen met Ellen Schalker (ook ex-AP) uitgeverij Atlas oprichtte, maakte direct duidelijk aan welke kant hij stond. ‘In het verleden hebben we bij gesprekken met de directie altijd van onze persoonlijke sympathie voor Theo getuigd. Zijn verergerende, schandelijke gedrag tegenover jou, meer nog tegenover Ellen en ook tegenover mij heeft ervoor gezorgd dat ik alleen nog minachting voel. Maak niet de vergissing te denken dat hij alleen tegenover jou zich “onmenselijk” gedraagt (...). Wat betreft zijn gedrag tegenover Ellen: in haar plaats zou ik allang lijfelijk geweld gebruikt hebben.’ 

 

‘Onmenselijk’ – lees: wangedrag – van een uitgever: wat dat betreft bood het voorbije jaar 2022 dus niets nieuws. Brugman spoorde Ros aan om het hoofd koel te houden. ‘Bedenk dat zijn uitvallen voortkomen uit machteloosheid, uit het (half)bewuste besef dat hij absoluut niet zonder ons kan. Het is de zielige wraak van een machteloze, die je alleen maar minachtend naast je neer kan leggen’. 

 

Hij drukte Ros bovendien op het hart om niet te vrezen voor zijn positie: ‘Hij [Sontrop] weet maar al te goed dat hij zonder jouw inbreng, zonder jouw niet aflatende stroom van ideeën niets (meer) voorstelt. Juist daarom komt hij met zijn lullige opmerkingen. Wees toch verstandig, Martin, sta daarboven. En wees echt niet bang: al zou hij willen (wat ik niet geloof), Theo kan je niets doen en tegenover Theo staat iedereen vierkant achter jou!’ 

 

‘Dat je je desondanks door Theo gekwetst en bedrogen voelt begrijp ik maar al te goed. Nogmaals, zie hem voor wat hij geworden is, een zielige alcoholist, een zieke. Leg het naast je neer en besef dat hij geen enkele macht meer heeft’. 

 

Brugmans brief was in de eerste plaats bedoeld als een steun in de rug voor de gekwetste Ros, maar bewijst daarnaast dat (ook) het literaire bedrijf geen uitzondering vormde en vormt op de regel dat in bijna elke organisatie sprake is van kleine machtspolitiek, gedoe om posities, botsende en verwonde ego’s, pesterijen. Overal is er gemarchandeer. De Britse filosoof Isaiah Berlin sprak ooit van het kromme hout waar de mensheid van is gemaakt. 

 

Ergens is het pijnlijk om te lezen hoe Ros – in zekere zin toch een van mijn jeugdhelden – het werken werd bemoeilijkt, al is het op basis van een enkele bron lastig oordelen over de verziekte arbeidsverhoudingen op de uitgeverij. 

 

In 2007 moest Ros – alweer noodgedwongen – stoppen bij de TROS Nieuwsshow. De zender wilde verjongen. Zo kwam er een einde aan een radiofenomeen. En voor mij: aan een gekoesterd zaterdagochtendritueel. Ros verdween geleidelijk uit beeld. De afgelopen jaren dacht ik nu en dan nog wel eens aan hem terug. Aan die autoritten in mijn jeugd. 

 

Martin Ros is er niet meer. Hij overleed in 2020, dat annus horribilis. Maar hij kon terugkijken op een geslaagd leven, waarin hij talloze mensen inspireerde voor de literatuur. Aan mij ging zijn bevlogenheid in ieder geval niet verloren. Soms hoor ik nog zijn stem. In 2017 verscheen mijn debuutroman bij de Arbeiderspers: ergens voelt het alsof ik een stille belofte aan hem heb ingelost. 

 

 

De brief uit het archief van het Literatuurmuseum is gepubliceerd met toestemming van Emile Brugman en de rechthebbenden van Martin Ros.