Wat doet een uitgever precies? Leest hij alles wat hij publiceert, stuurt hij misschien zelfs de plot bij, of richt hij zich alleen op de grotere, zakelijke lijnen van zijn fonds? Het komt allemaal voor, maar de brieven van uitgever Wim Hazeu (1940) aan schrijver Appie Baantjer (1923-2010) laten zien dat zij een stevigere band ontwikkelden dan uitgevers en auteurs gewoonlijk doen. In de meeste brieven is de toon van Hazeu weliswaar keurig, op het formele af, en in de correspondentie wordt weinig persoonlijks gedeeld, maar toch: bijna vijftien jaar schrijft Hazeu Baantjer maandelijks, en in die brieven toont hij zich allesbehalve zomaar een uitgever die toevallig met een succesvolle misdaadschrijver werkt. Nee, Hazeu ontfermt zich hartstochtelijk over het oeuvre van Baantjer, hij deelt inhoudelijke overpeinzingen, legt verbanden tussen afzonderlijke Baantjer-titels, ziet toe op het commerciële en internationale leven van De Cock en Vledder.
Het zijn heerlijke brieven om te lezen, juist omdat ze iets kneuterigs hebben. Ikzelf ben opgegroeid in een tijd dat Baantjer iedere vrijdag een kijkcijfertrekker op RTL4 was, samen met mijn ouders keek ik altijd naar de verhalen rondom De Cock. Ze volgden een vast stramien, ja, maar daar gedijde de serie juist bij: altijd dezelfde spanningsboog, dezelfde plekken, dezelfde gebaartjes en dezelfde, daar is het woord weer, kneuterigheid. Op den duur nam ik elke zomervakantie een paar Baantjer-boeken mee, die eenzelfde herkenbaarheid hadden als de serie. Ik las ze vaak al op de heenreis – om weer een beetje aan het lezen te wennen, om in elk geval direct in een spannend verhaal getrokken te worden. Dus stiekem kan ik me goed voorstellen dat Hazeu zich zo in dit schrijverschap verdiepte. Dat hij zich geroepen voelde om vol enthousiasme honderden brieven aan Baantjer te schrijven en om Baantjers werk zo veel mogelijk te verspreiden, ook in het buitenland.