Herman de Man

Streekroman

De teloorgang van de streekroman

Het bij verschijnen zo luid bejubelde Het wassende water zou lange tijd een veelgelezen boek blijven. In 1937 verschijnt de vijftiende, door De Man ingrijpend herziene druk, die bovendien – als enige van alle verschenen drukken – vergezeld gaat van pentekeningen van Dirk Nijland. Decennialang volgen herdrukken van de roman, veelal in goedkope reeksen of als omnibus gebundeld met ander werk. In 1986 zendt de NCRV de zesdelige tv-serie Het wassende water uit, met hoofdrollen voor Thom Hoffman en Kitty Courbois. De reeks haalde hoge kijkcijfers en werd nadien nog enkele malen herhaald.

Het wassende water en Dorp aan de rivier

Nog in 2010 verscheen een herdruk van Het wassende water in de via het Algemeen Dagblad verspreide reeks ‘Nederlandse klassiekers’, waarin ook die andere klassieke streekroman was opgenomen: Antoon Coolens Dorp aan de rivier (1934). Beide romans kennen een vergelijkbare waarderingsgeschiedenis: Ook Dorp aan de rivier wordt in de kritiek lovend ontvangen – en zelfs Menno ter Braak (1902-1940), kritisch over het eerdere werk van Coolen (1897-1961), spreekt zich positief uit. Het leespubliek omarmt Dorp aan de rivier, dat evenals Het wassende water over een reeks van jaren vaak wordt herdrukt. Fons Rademakers (1920-2007) verfilmt de roman in 1958, naar een scenario van Hugo Claus (1929-2008), wat de belangstelling voor de roman nogmaals doet toenemen. Tot ver in de twintigste eeuw vindt Dorp aan de rivier zijn weg naar het lezerspubliek: in 1997 verschijnt de veertigste druk van de roman als een tekstkritische editie. In het nawoord van de editie vestigt bezorger H.T.M. van Vliet de nadruk op de rol van de verteller, in Dorp aan de rivier geen buitenstaander die achteraf vertelt, maar ‘een mededorpsbewoner, een ooggetuige die zich verbonden voelt met het wel en wee van het dorp’. Een dorp in een wereld die voor lezers van nu niet meer herkenbaar is, en al in 1934 werd ingehaald door de moderne tijd – ‘zij was voor een deel al aan het verdwijnen toen hij de roman schreef’.

Die heel sterke betrokkenheid bij de beschreven kleine wereld van het dorp en het platteland kenmerkt ook Het wassende water, al is de verteller bij De Man traditioneler, en de verteltoon van De Mans roman zwaarmoediger dan die van Coolen. Biograaf Gé Vaartjes noemt Het wassende water ‘eerder een boek van revolte dan van gezapigheid’.

‘Goed vertellen, met veel knapperigs en oubolligs in de taal’

Herman de Man genoot lange tijd veel respect als een van de grote vertellers in de vroeg twintigste-eeuwse Nederlandse literatuur, een aspect dat ook in de contemporaine besprekingen van het boek al werd benadrukt. Daarbij was er ook grote waardering voor de eigen stem die De Man aan de boerenbevolking van de polders had weten te geven, via de verondersteld authentieke streektaal waarin De Man zijn dialogen noteerde. Die streektaal was overigens geen zuiver historische benadering van een regionaal dialect, maar een deels door De Man zelf bedacht idioom.

Theun de Vries (1907-2005) verhaalt in zijn boekje Meesters en vrienden. Literaire herinneringen (1962) van zijn kennismaking met Herman de Man, de ‘meester-schilder van de calvinistische onwrikbaarheid’. Bij een van de ontmoetingen komt ook het toen nog maar net verschenen Het wassende water ter sprake, waarover De Man aan De Vries meedeelt:

Weet je wat het succes van dit boek is? Het vertellen. Goed vertellen, met veel knapperigs en oubolligs in de taal, met malse boerenwoorden en -wendingen; dat dompelt de lezer meteen onder in de materie… Van wie ik dat geleerd heb? Van de Vlamingen. In Nederland is nog nooit pakkend proza geschreven, ons naturalisme is het grauwste en vervelendste dat er bestaat. Als je ooit proza zou willen maken, begin dan maar met Streuvels cum suis te bestuderen… Wat een kerels! Dat werk is honderdmaal reëler dan al de kleine zakelijke constructies van onze tegenwoordige taalciseleurs… Wacht je daarvoor!

In de hedendaagse literatuurgeschiedenis wordt De Man geschaard onder de traditionele ‘vertellers’, samen met auteurs als Antoon Coolen, A. den Doolaard (1901-1994), A.M. de Jong (1888-1943), Marie Koenen (1879-1959), Theun de Vries en Vlamingen als Stijn Streuvels, Felix Timmermans (1886-1947) en Ernest Claes (1885-1968). Bij hun onderling sterk uiteenlopend werk rangschikt Jacqueline Bel in Bloed en rozen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1900-1945 (2016) De Man, met Antoon Coolen en Marie Koenen als schrijvers van ‘katholieke streekromans’, waarbij Coolen en De Man wel als vernieuwers van het genre worden opgevoerd.

‘Het vervelendste en platste wat onze romankunst heeft opgeleverd’

Toch heeft de ‘streekroman’ in de officiële literaire geschiedenis al lange tijd een slechte naam. Die teloorgang van het genre werd al aangekondigd op het moment waarop Het wassende water nog moest verschijnen, door auteurs rondom het tijdschrift De Vrije bladen, waarin onder andere Hendrik Marsman vanaf 1925 een belangrijke rol vervulde. Maar het is vooral een uitspraak van E. du Perron in zijn Cahiers van een lezer (1931) die sterk bepalend is geweest voor de latere visie op het gehele genre:

Tot het vervelendste en platste wat onze romankunst heeft opgeleverd behoren zeker boeken als Geertje, Een Huis vol Menschen en de z.g. italiaanse vervolgromans van de Schartens; tot het meest opgeblazene en smakeloze alles waarvan de heer Querido zich heeft ontlast […], tot de folklore, zonder énige andere betekenis, alle verhalen over gelderse, brabantse, vlaamse en andere boeren, over het vissersleven en de bijzondere stank van de voddenrapers[.]

Du Perrons polemische aanval richtte zich in eerste instantie op een vroegere generatie schrijvers van sociaal-naturalistische verhalen. Geertje (1905) van Johan de Meester (1860-1931) was een sprekend voorbeeld van een binnen dat genre vaak herdrukte roman. Vergelijkbaar gold voor Een huis vol Menschen: verhaal uit het Parijsche Leven (1908), een van de vele titels van het succesvolle schrijversechtpaar Carel (1878-1950) en Margo Scharten-Antink (1868-1957), van wie veel titels bij de Wereldbibliotheek verschenen.

Vertellers van verdwenen werelden

Tegenover de visie van de Forumianen staan ook andere meningen. Zo ging journalist Antoine Verbij (1951-2015) in 1998, ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Herman de Man, op zoek naar de geschiedenis van de roman in de streken waarin Het wassende water speelt. Verbij verwees naar de eertijds goede ontvangst ‘bij publiek en kritiek, zij het niet bij letterkundige azijnpissers en autocraten van het modernisme als Marsman, Ter Braak en Du Perron’ en kwalificeerde Het wassende water als ‘de streekroman der streekromans’.

Die streken waarin de roman speelt zijn nu, bijna een eeuw na dato, voor een groot deel onherkenbaar veranderd. Ruilverkavelingen en bijbehorende schaalvergrotingen bij het boerenbedrijf, dijkverzwaringen en kanalisaties, en een drastisch veranderde infrastructuur – met een geheel nieuw wegennet en steeds groeiende verstedelijking – bemoeilijken de identificatie met het door De Man opgeroepen landschap en de mentaliteit van de daarin gewortelde plattelandssamenleving. Voor hedendaagse lezers is de gekunstelde, archaïsch aandoende streektaal van De Man, mét de veelvuldig voorkomende ‘waterschapstaal’, nog eens een extra obstakel.

Toch zijn delen van het landschap van De Man ook nu nog herkenbaar en is Het wassende water voor wie de moeite neemt nog steeds een toegankelijke, met recht klassieke roman. En in de literatuur- en cultuurgeschiedenis van de twintigste eeuw verdient Herman de Man een plaats, als beschrijver van een oer-Hollandse mentaliteit in een al even Hollands polder- en rivierenlandschap. Een chroniqueur van een verloren, maar nog na te lezen tijd.

Colofon

Tekst en samenstelling Peter Kegel

Redactie Nadine van Maanen

Eindredactie Aafke van Hoof

Toon verantwoording

Veruit de meeste gegevens in ‘Propaganda voor de polder’ zijn ontleend aan Gé Vaartjes, Herman de Man. Een biografie. Soesterberg, 1999.

 

Alle geciteerde brieven en doorslagen bevinden zich in het Literatuurmuseum te Den Haag. Bij de transcripties van brieven is de originele interpunctie gehandhaafd. Onderstrepingen zijn vervangen door cursiveringen.

 

Tenzij anders vermeld zijn de illustraties afkomstig uit het Literatuurmuseum. De topografische kaart met locatie-aanduidingen is gereproduceerd naar de bijgevoegde kaart in de tweede druk van Dr. A.A. Beekman, Nederland als polderland.

 

De bijschriften bij de illustraties uit De roep der velden. Zwerftochten naar de bronnen van vreugde en schoonheid zijn overgenomen uit ‘De binnenlanden van Holland’, de bijdrage van Herman de Man aan deze bundel; de foto's zijn gemaakt door een niet bij naam bekende vriend van De Man.

 

Enkele titels van Herman de Man, waaronder Aardebanden (1922) en Het wassende water (14e druk, 1933), zijn online raadpleegbaar via de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (www.dbnl.org). De in De Groene Amsterdammer gepubliceerde ‘Hollandsche tafereelen’ en de feuilletonversie van Het wassende water zijn raadpleegbaar via het archief van De Groene Amsterdammer (www.groene.nl). De zes artikelen die Herman de Man van 10 tot 21 januari als ‘onzen bijzonderen medewerker’ voor De Maasbode schreef onder de titel ‘Nu de wateren afnemen’ zijn online raadpleegbaar via Delpher (www.delpher.nl).

 

Meer biografische informatie over alle genoemde schrijvers en recensenten is te vinden bij de DBNL (www.dbnl.org).

 

Overige geraadpleegde bronnen:

Anoniem, ‘Boekenpost’. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 31 juli 1924. (Delpher)

Anoniem, ‘Nederlandsche Maatschappij voor Letterkunde’. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 8 juni 1927. (Delpher)

Dr. A.A. Beekman, Nederland als polderland. Beschrijving van den eigenaardigen toestand der belangrijkste helft van ons land. Zutphen, [1915].

Jacqueline Bel, Bloed en rozen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1900-1945. Amsterdam, 2015.

Esther Blom, De vlam van het menselijk denken. Nico van Suchtelen (1878-1949). Amsterdam, 1999.

Henri Borel, ‘De fiets in de literatuur’. In: De Kampioen 40 (1923), p. 1099-1100.

Henri Borel, ‘Een Watersnood- Roman’. In: Het Vaderland, 4 april 1926. (Delpher)

Antoon Coolen, Dorp aan de rivier. Bezorgd door H.T.M. van Vliet. Amsterdam, 1997.

Frank de Glas, Nieuwe lezers voor het goede boek. De Wereldbibliotheek en Ontwikkeling/De Arbeiderspers voor 1940. Amsterdam, 1989.

Jo van Ham, ‘Het wassende water, door Herman de Man’. In: Opwaartsche wegen 4 (1926-1927), p. 265. (dbnl)

Lisa Kuitert, Het uiterlijk behang. Reeksen in de Nederlandse literatuur. Amsterdam, 1997.

Ton Lemaire, Wandelenderwijs. Sporen in het landschap. Amsterdam, 1997.

Luctor, ‘Het wassende water, door Herman de Man’. In: De Hollandsche Revue 31 (1926) afl. 17. (Delpher)

Nop Maas, Werken voor de eeuwigheid. Een geschiedenis van het Letterkundig Museum. Amsterdam/Antwerpen, 2004.

Herman de Man, ‘Poging tot levensschets’ en ‘De binnenlanden van Holland’. In: J.B. Bernink, Ds A.L. Broer e.a., De roep der velden. Zwerftochten naar de bronnen van vreugde en schoonheid. Laren, 1927, p. 77-102.

Herman de Man, Het wassende water. Rotterdam, 1937. [vijftiende, herziene druk]

Dr. W. Moll, ‘Een centrale letterkundige verzameling’. In: Maatstaf (1953), p. 331-339.

Martinus Nijhoff, ‘Herman de Man. Aardebanden.’ In : Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza. Amsterdam, 1961, p. 148-151. (dbnl)

E. du Perron, Verzameld werk II. Cahiers van een lezer. De smalle mens. Amsterdam, 1955. (dbnl)

Marie Schmitz, ‘Leestafel. Herman de Man. Aardebanden.’ In: Onze eeuw 23 (1923), p. 139-140. (dbnl)

Willem van Toorn, Landschap als geheugen. Opstellen tegen de dijkverzwaring. Amsterdam, 1993.

Gé Vaartjes, U hebt mij den weg gewezen. Brieven van Herman de Man aan Stijn Streuvels. Amsterdam, 1996.

Antoine Verbij, ‘Och heer, wijst mijn weg’. In: De Groene Amsterdammer (1998), afl. 11, 11 maart 1998. (www.groene.nl)

Theun de Vries, Meesters en vrienden. Literaire herinneringen. ’s-Gravenhage, 1981.