‘Een propagandatocht door het platteland’
(november 1924)
12 november 1924. Mogelijk nog niet op de hoogte van de afwijzing van zijn literaire werk door de Wereldbibliotheek, dient De Man een uitgebreid voorstel in om propagandawerkzaamheden te gaan verrichten voor de uitgeverij. Het betreft een lezingentocht van een week in het Utrechtse en Zuid-Hollandse poldergebied rondom Woerden, Bodegraven en Oudewater. De Mans voorstel is geheel en al op het profiel en de werkwijze van de Wereldbibliotheek toegesneden.
Aan zijn plannen gaat een introducerend briefje vooraf, waarin de Man nog eens terugkomt op het gesprek bij de uitgeverij en beleefd vraagt om een reactie:
Een ambitieus plan
De Man heeft zijn propagandaplan voor een eerste ‘proefweek’ tot in de kleinste details uitgewerkt. De bijlage bestaat uit acht genummerde pagina’s: een uitgewerkt reisschema met een uitgebreide toelichting, een voorgestelde leeslijst – met vermelding van de prijzen van de boeken, in zowel ingenaaide als gebonden versie – en een ‘ontwerp voor een circulaire’. Op de laatste pagina van de bijlage volgt een schets van de verder te ondernemen stappen.
Voor de gehele week heeft De Man per dag en per plaats een overzicht gemaakt van de te verwachten kosten: reiskosten, kosten voor ‘zaal en vuur’, voor de verzending van de te lezen boeken en de vervaardiging van een circulaire, en voor aankondigingen van de bijeenkomst in lokale media. De plaatsen die bezocht zullen gaan worden zijn achtereenvolgens Oudewater, Woerden, Bodegraven, Harmelen, Kamerik en Noorden (de Kanis). De totale kosten ‘over de geheele werkweek’ bedragen fl 94,–, waar een verwachte boekenopbrengst van fl 60, – tegenover staat. Zijn salaris kan worden betaald uit de provisie voor de verkochte abonnementen. De geschatte inkomsten zijn volgens de ambitieuze De Man aan de voorzichtige kant:
‘Een latijnsche boer, naar het Friesche voorbeeld’
De zaalhuren, schrijft De Man, zijn laag, omdat de ‘herbergexploitanten op vertering door de toehoorders rekenen’, reden waarom er ook een ‘flinke pauze’ in het programma zal worden opgenomen. Over de indeling van de avond schrijft De Man:
Nu stel ik mij voor, in ’t eerste deel van den avond een korte inleiding te houden over het boek in het algemeen en de wenschelijkheid van het lezen. Dit breng ik in verband met de verhooging van het ontwikkelingspeil der boeren in de laatste twintig jaren. Deze vooruitgang is echter uitsluitend technisch geweest. Om een algemeen ontwikkeld mensch te worden, een latijnsche boer, naar het Friesche voorbeeld, is óók (doch niet uitsluitend) ontwikkeling van het schoonheidsgevoel noodzakelijk. En daarom moet de jonge boer lezen.
Na deze inleiding begint het eigenlijke verkoopwerk, waarbij de boeren verschillende keuzepakketten tot hun beschikking staan, die ineens of in termijnen kunnen worden aangeschaft. Ook is er ruimte voor discussie, waarvan De Man het nodige verwacht.
Na de pauze mogen de kerels vragen stellen. Vragen, hoè ze zich het beste in een zekere richting ontwikkelen, hoe zij een zielsbasis kunnen leggen, waarop een latere speciaal-ontwikkeling kan worden gebouwd e.d. Van deze vragen stel ik mij heel wat voor. Ik weet uit ervaring, dat er héél wat gevraagd zal worden, en méér dan ik kan beantwoorden. Bij het beantwoorden van die vragen moet een gezellige sfeer ontstaan en een goed vertrouwen, opdat het nemen van een abonnement den vergaderden straks niet afschrikke.
De Man benadrukt dat er ook notabelen zoals onderwijzers aanwezig zijn, die zich zullen inzetten voor een hoge opkomst. ‘Van verschillende plaatsen heb ik op dit punt reeds zekerheid’. Vervolgens geeft hij een extra toelichting op enkele kostenposten en de wijze waarop de boeken verkocht gaan worden, waarna hij zijn expertise in de omgang met de boerenbevolking uiteenzet:
Ik heb eerder, voor andere doeleinden jonge boeren toegesproken en heb er, zonder ijdel te willen zijn, slag van. Het is een apart bedrijf en ’t valt niet meê. Natuurlijk spreek ik niet in ons dialect. Maar de sfeer van vertrouwen en overgave wordt geschapen door woord- en beeldenkeus. Als die woordkeus nu maar verwant is aan de woordkeus dezer lieden, en daar sta ik voor in, moèt er succes volgen.
‘Goede boeken die voor weinig geld aan te schaffen zijn’
De in De Mans voorstel opgenomen lijst met aan te schaffen werken bestaat geheel en al uit recente uitgaven van de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur/Wereldbibliotheek, bij elkaar vijftien titels van twaalf auteurs. De Man heeft voor zijn lezingen een selectie gemaakt van ‘goede boeken, die voor weinig geld aan te schaffen zijn’. Het gaat om zowel canonieke internationale werken, uit de reeks ‘Wereldbibliotheek’, als klassieke en hedendaagse Nederlandstalige teksten uit de ‘Nederlandsche bibliotheek’. Een Nederlandse klassieker was Majoor Frans (1874) van A.L.G. Bosboom-Toussaint (1812-1886), die in 1851 trouwde met de schilder Johannes Bosboom (1817-1891). Nieuwe titels in de reeks waren J. Eigenhuis’ De ruige hoeve (1919) en Antoon Thiry’s Het schoone jaar van Carolus (1919). Met name Jan Eigenhuis (1866-1944) was met vijf bij de Wereldbibliotheek gepubliceerde titels een succesvol auteur. Bij deze keuze speelden De Mans eigen voorkeuren uiteraard een rol. Antoon Thiry (1888-1954) was zelfs een bevriend auteur: De Man droeg Aardebanden op aan het tweejarige zoontje van Thiry.
Tot de internationale werken behoorden onder andere Uit het leven van een dagdief (1826) van Joseph von Eichendorff (1788-1857), Vaders en zonen (1862) van Ivan Toergenjev (1818-1883), twee titels van de Amerikaanse essayist Ralph Waldo Emerson (1803-1882) en de schelmenroman De zonderlinge lotgevallen van Gil Blas van Santillano, de Spaansche Avonturier (1715-1735) van de 18e-eeuwse Franse auteur Alain René Lesage (1668-1747). De leeslijst bevat daarnaast maar liefst drie titels van de Zwiterse ‘Heimat’-schrijver Ernst Zahn (1867-1952), een binnen het fonds van de Wereldbibiotheek zeer goed verkopende auteur, die De Man had beïnvloed bij het schrijven van Aardebanden. Enkele niet literaire titels moesten bijdragen aan een algemene wereldoriëntatie: Geestelijke stromingen van Nicolette Bruining (1886-1963), het reisboek De wereldwandelaars: een zwerftocht door Europa en het woordenboek De vreemde woorden.
‘Er gaat een geest van prachtige ontwaking door het land’
Na toelichtingen bij de prijsstellingen van de reeksen en nog weer enkele ideeën om de boekenverkoop te bespoedigen, vervolgt De Man zijn exposé met zijn al geheel en al uitgeschreven ‘ontwerp’ voor een circulaire, onder de wervende titel ‘Kostelooze Lezing over het Boek’. Deze tekst beslaat bijna drie pagina’s.
Geachte Lezer(es).
Wat doet ge in de winteravonden?
Mogelijk pandoert ge graag, of verpraat ge deze gezellige uren het liefst. Doch sommige uwer lezen dan wel eens een enkel boek. Een gehuurd boek uit ouderwetsche dorpsbibliotheek, een griezelverhaal, per aflevering van een dubbeltje aan de deur gekocht ofwel een ander druksel, dat toevallig in uw handen is gekomen. De almanak hebt ge doorgaans al vóór nieuwjaar uitgelezen en goede boeken kunt ge maar moeilijk bekomen nietwaar? Boeken koopen in de stadsche winkels, daar denkt ge niet aan. De moeilijkheid van de keuze schrikt U af. En zoo ge in uw leven wel eens de lust hebt gevoeld bezitter (ster) van eenige goede boeken te worden, dit verlangen werd nooit in daden omgezet, omdat ge doorgaans niet wist hoè te beginnen.In het vervolg van de circulaire doet De Man zijn uiterste best om zich als een volwaardig colporteur van de Wereldbibliotheek voor te doen. Hij presenteert zich op een manier die naadloos aansluit bij het profiel van de uitgeverij, die via advertenties in het tijdschrift Boekennieuws gericht naar vertegenwoordigers voor het goede boek zocht. Die moesten het goede boek in hun eigen omgeving promoten – via voordrachten, tentoonstellingen of andere vormen van propaganda – waarbij de uitgeverij er goed op lette of de propagandist van onbesproken gedrag was.
De door Simons en Van Suchtelen vaak expliciet beschreven uitgangspunten van de uitgeverij keren in de circulaire terug. Het lezen, én de aanschaf van goede boeken, maken het de moderne boer, die al wel veel heeft geleerd ‘op het gebied van nieuwe landbouwtechnieken’, mogelijk om ook in bredere zin zijn kennis van de wereld te verrijken. Het moment is gekomen waarop de boer zich, zoals de boeren in landen als Zweden, Denemarken en Duitsland, intellectueel kan ontwikkelen en daarmee aansluiting kan vinden bij de moderne wereld:
Overal wikkelen zich jonge boerenkinderen los uit de vroegere sfeer van onwetendheid en zij worstelen, om door zelfontwikkeling heldere denkers te worden. Er gaat een geest van prachtige ontwaking door het land.
De aangeschreven boeren, maar met dezen ook ‘ambachtslieden, kooplieden en alle andere personen die op den buiten wonen’, worden opgeroepen om in groten getale de lezing te komen bijwonen.
‘Die vergaderingen loopen stampvol, dat verzeker ik U’.
Na de circulaire volgt een laatste uiteenzetting van een overenthousiaste De Man, die alle notabelen van de stadjes en dorpsgemeenschappen wil gaan inzetten om zijn lezingen aan de man te brengen: ‘Die vergaderingen loopen stampvol, dat verzeker ik U’. Overtuigd van de haalbaarheid van zijn plannen, begint hij al met het uitwerken van zijn redes. De opzet daarvan zal hij nog aan de uitgeverij voorleggen, en vooruitlopend op de beslissing van de Wereldbibliotheek, beschrijft hij alvast hoe hij zich als de facto medewerker van de uitgeverij op kantoor zal melden om zijn werkzaamheden uit te voeren:
Wanneer U accoord kunt gaan met dit schema, verneem ik dat gaarne spoedig van U. Ik zal U dan spoedig juiste tekst van de prospectus met data en uurcijfers toezenden en de eerste week geheel organiseeren. Ik kom dan een dag naar Uw kantoor, om een dubbele zending boeken in orde te laten maken. De tweede week organiseer ik dan, met een voorbehoud. Als de eerste week een gunstig resultaat oplevert, moeten we dadelijk verder kunnen gaan. Ik zou het, ten slotte, prettig vinden, als een Uwer op een van de eerste vergaderingen aanwezig wilde zijn, om eens na te gaan, of ik de goede manier wel te pakken heb. Ik geloof van wel, maar wil graag naar raad luisteren.
‘Het werk van onze propagandisten is een post van vertrouwen’
Zoveel is duidelijk: voor De Man is de propagandatournee al bijna een feit en moeten er alleen nog wat praktische zaken worden uitgewerkt. Maar luttele dagen nadat hij zijn voorstel naar de Wereldbibliotheek stuurt, krijgt hij een antwoord dat hem moet hebben onthutst. Een kort briefje van Nico van Suchtelen, gedateerd op 15 november 1924, maakt een wreed einde aan de grootse plannen van De Man: