Er waren 41 inzenders geweest voor de prijs. Pas in februari 1953 zou Met het oog op morgen als bundel verschijnen bij De Bezige Bij. In zijn dankwoord verklaarde Voeten dat het zijn bedoeling was met deze dichtbundel ‘tegenover het veelvuldige cultuurpessimisme in West-Europa uitdrukking te geven aan gevoelens van hoop en geloof in de toekomst’, aldus dagblad De Waarheid.
Voetens debuutbundel was De blinde passagier (1946), al had hij in de oorlogsjaren al wel clandestiene dichtbundels uitgebracht. Voor Doortocht:een oorlogsdagboek 1940-1945 kreeg hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs 1946, volgens die jury ‘tot dusver het beste geschrift in onze taal over dit onderwerp’. ‘Door het schrijven van deze bladen heeft Bert Voeten bewezen, iemand te zijn, die een aangeboren kunstenaarstalent bezit, een rijke ontvankelijkheid, een helder en open gemoed.’ Dat hij in 1946 ook het lange gedicht Odysseus’ terugkeer publiceerde speelde zeker mee: de jury had ‘in beraad gestaan, of zij niet Odysseus’ terugkeer ter bekroning voordragen zou, met de bijvermelding, dat van dezelfde schrijver ook Doortocht verscheen.’ Het gedicht over de ‘hedendaagse geestelijk avonturier’ was in genummerde oplage verschenen, met illustraties van Tientje Louw.