‘Dwalen door Parijs. Het zal nooit ophouden heerlijk te zijn’ – Carmiggelt in Parijs

Simon Carmiggelt kende Parijs op zijn duimpje en gunde zich de tijd om rustig te observeren. John-Alexander Janssen gaat er op zoek naar de kantoorboekhandel Joseph Gibert, waar Carmiggelt destijds het blauwe schriftje kocht voor zijn Kronkels over de Franse hoofdstad.

Simon Vinkenoog, de ogen en oren van Adriaan Morriën in Parijs: ‘Krijg ik binnen een week een Franse brief van je?’

Lees ook

‘Au centre du Quartier Latin. La plus importante papeterie de detail du quartier Latin.’

 

Dat staat op de achterkant van het blauwe schriftje dat ik bekeek in het archief van het Literatuurmuseum. Op het cahier is ook een gebouw te zien. Kantoorboekhandel Joseph Gibert. De belangrijkste van het Quartier Latin, als we de reclame tenminste mogen geloven. Onderaan staat het adres: Boulevard St.-Michel 30.

 

Het schriftje was ooit eigendom van oud-P.C. Hooftprijs-winnaar Simon Carmiggelt. Hij maakte er aantekeningen in, onder meer voor zijn befaamde Kronkels, de columns die vanaf 1946 verschenen in Het Parool. Veertig jaar lang.

 

 

Foto: George Verkuil. Copyright: Maria Austria Instituut

 

Carmiggelt schreef ook over Parijs. ‘Pas in de Parijse metro weet ik weer hoe het geluk smaakte dat ik vroeger, voor de oorlog, in deze stad onderging.’

 

Ik lees deze zin als ik onderweg ben in de stad waar de auteur met zoveel liefde over schreef. Ik wil een plek bekijken. Eigenlijk is dat een fluitje van een cent. In de trein stappen was niet eens nodig. Nee. Strikt genomen volstond Google Maps. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen.

 

Een paar uur later neem ik de metro naar Assemblée Nationale en begin te lopen.

 

 

‘Pas in de Parijse metro weet ik weer hoe het geluk smaakte dat ik vroeger, voor de oorlog, in deze stad onderging’

 

 

‘Dwalen door Parijs. Het zal nooit ophouden heerlijk te zijn.’ Carmiggelt was een dwaler, in de letterlijke zin van het woord. Hij gunde zichzelf de tijd en wandelde, observeerde. Hij kende de stad op zijn duimpje. Zoals politiecommissaris Maigret, creatie van een schrijver die door Carmiggelt bewonderd werd, Georges Simenon. En zoals Modiano, een generatie later.

 

Ik drink een kop koffie op de Boulevard St.-Germain en lees verder.

 

Soms benadrukken Carmiggelts aantekeningen de afstand tussen toen (het schriftje dateert vermoedelijk uit de jaren vijftig) en nu, lijken dan een monument te zijn voor de tijd die is verstreken: ‘Eén keer moet ik in Parijs altijd eten in Dominique in de Rue Bréa op Montparnasse, want dat is een van de laatste plaatsen waar de schimmen rondwaren uit het Rusland van de tsaar.’

 

Simon Carmiggelt was meer dan een observant van het decor dat hij beschreef. Hij was actief deelnemer. Ook in Amsterdam. Toch was Parijs anders. ‘Er is geen stad waar ik de afstand Amsterdam-Haarlem met zo’n gemak afleg als hier, want elke wijk heeft wel iets plezierigs en in elke kroeg is de koffie goed en leunt minstens één persoon tegen de bar die je niet graag zou hebben gemist.’

 

Ik ken dat gevoel. Al is op de kwaliteit van de koffie wel wat af te dingen.

 

De zon schijnt, vandaag. Ik sta op en begin rustig te lopen, bereik na een half uur het kruispunt dat ik zoek en ga vervolgens rechtsaf. Boulevard St.-Michel. Ik bekijk de nummers op de gevels. Dan zie ik een blauwe luifel. Gele letters prijken boven de winkel. Ze vormen de naam ‘Gibert Joseph’. Opgelucht besef ik het. De boekhandel zit er nog.

 

Ik weet niet waarom, maar het doet mij goed. Misschien omdat Carmiggelt hier ooit heeft gelopen. Misschien omdat zijn wereld – het Parijs dat ooit was – nog niet helemaal is verdwenen.

 

Hemingway had gelijk. Parijs is een verhaal zonder einde en ieder die er is geweest herinnert het zich anders. Ook voor Carmiggelt was de stad altijd de moeite waard. Ook hij kreeg iets terug voor wat hij gaf.

 

Ik loop naar binnen en zoek naar een blauw schriftje.