‘Een zwaar gedruisch van naderend onheil’ – Henri van Booven over de Groote Oorlog

‘Het kanon zwijgt. Een eindelooze rust is over de wereld gedaald,’ schreef Henri van Booven op 11 november 1918, de dag dat er een einde kwam aan de Eerste Wereldoorlog. Het Literatuurmuseum heeft er voor gezorgd dat zijn dagboeken uit die tijd zijn getranscribeerd.

In de donkere dagen van de Grote Oorlog waren het de avant-gardekunstenaars die nieuwe energie gaven

Lees ook

Op 11 november 1918 kwam door het sluiten van een wapenstilstand in een treinwagon in een bos bij Compiègne een einde aan vier jaar verbitterde strijd in Vlaanderen en het noorden van Frankrijk. Met het tekenen van het Verdrag van Versailles op 28 juni 1919 werd de Eerste Wereldoorlog pas officieel beëindigd.

 

Ofschoon Nederland niet direct bij de oorlog was betrokken, waren de gevolgen duidelijk merkbaar, bijvoorbeeld door de grote stroom vluchtelingen die twee maanden na de inval van de Duitse troepen in België, op 4 augustus 1914, op gang kwam. Daarbij bevonden zich onder anderen de Vlaamse dichters Paul van Ostaijen, René de Clercq, Karel van den Oever en Jan van Nijlen. Van Ostaijen keerde al na een paar dagen terug, De Clercq in de loop van 1917, Van Nijlen eind 1918, maar Van den Oever pas in 1919.

 

Henri van Booven, 1924. Collectie: Literatuurmuseum

 

Uit het dagboek dat Henri van Booven (1877–1964) gedurende deze vier jaar heeft bijgehouden, wordt duidelijk wat het betekende te leven in een land dat door oorlogvoerende naties was omringd. Van Booven debuteerde in 1901 met de bundel prozagedichten Witte nachten, maar dankte zijn roem aan de in 1904 verschenen roman Tropenwee die achttien drukken mocht beleven, de meest recente in 1948. Heden ten dage is hij in kleine kring nog bekend door zijn biografie van Couperus, met wie hij in 1915 persoonlijk kennis had gemaakt. Leven en werken van Louis Couperus, in 1933 verschenen bij uitgeverij Schuyt te Velsen in een oplage van 1025 exemplaren, werd tijdens zijn leven niet herdrukt. Pas in 1981 kwam er een nieuwe editie van uit.

 

Het handschrift van het ‘Dagboek van den Oorlog’ van Van Booven bevindt zich in de collectie van het Literatuurmuseum. Het bestaat uit vijf delen. Het is in het afgelopen jaar door vrijwilligers van het project Vele Handen in zijn geheel getranscribeerd. 

 

‘Dagboek van de oorlog’ van Henri van Booven. Collectie: Literatuurmuseum

 

Het eerste deel begint met een uitgebreide aantekening op 1 augustus 1914. Daarin verwijst Van Booven naar de aanslag door Gavrilo Prinzip op kroonprins Franz Ferdinand op 28 juni in Sarajevo. Op 28 juli had Oostenrijk de oorlog verklaard aan Servië en daarmee was het begin van wat later de Eerste Wereldoorlog, ook wel de Groote Oorlog genoemd werd, een feit.

 

 

De laatste week ligt als een zwaar gedruisch van naderend onheil achter mij. Plotseling is de spanning gekomen  van den moord, na het ultimatum van Oostenrijk Hongarije aan Servië, de oorlogsverklaring, de mobilisatie van Rusland, en de gisteren (31 Juli) daardoor door den Duitschen keizer gelasten oorlogstoestand. De kans op een vreeslijken Europeeschen oorlog, waarover ik dikwijls met Selima [echtgenote van Van Booven] heb gesproken, en die ik altijd (zij weet dat) heel nabij geacht heb, is daardoor zoo hevig geworden, dat de strijd elk oogenblik verwacht wordt.

 

Van Booven ziet in de eerste oorlogsdagen gemobiliseerde eenheden van het Nederlandse leger aan zijn huis voorbijtrekken en zou zich daarbij wel willen aansluiten:

 

 

Het is ellendig thuis te zitten en niets te doen. Overal zie ik mijn kennissen bij het leger. Van ochtend zag ik een hoofdofficier te paard met mijn vriend Bijlveld erachter. Ik zou in een geestdriftig vuur dat mij plotseling bezielt wel dadelijk uit huis willen om als vrijwilliger dienst te nemen, wanneer het niet voor onbepaalden tijd was.

 

Nadat Duitsland op 1 augustus de oorlog had verklaard aan Rusland en het op 4 augustus België, Luxemburg en Frankrijk was binnengevallen, raakte het neutrale Nederland in een isolement. Op 10 augustus noteert Van Booven:

 

 

Heden een warme dag de geruchten in de Belgische pers begonnen zijn thans ook naar Frankrijk overgeslagen, men spreekt van niet-onzijdigheid der Hollandsche Regeering; is het een complot tegen ons door Belgen en Franschen gesmeed?

 

Een warme dag. Proviand in het dorp gekocht en verder als gewoonlijk niets gedaan. Het hoofd is leeg van gedachten, leeg van voorstelling omtrent het allergeweldigste verpletterende dat nog komen moet.

 

Op 15 september, anderhalve maand na het uitbreken van de oorlog, geeft hij uiting aan zijn heftige gevoelens van angst en wanhoop:

 

We kunnen geen vreugde bezitten zoolang die afschuwelijke groote monsterachtige Europeesche oorlog woedt. ‘s Nachts droom ik er bijna elken nacht van, en uit den diepen slaap ontwaak ik tot de koortsachtige beklemming van die drukkende werkelijkheid. Wéér een dag van oorlog, van duizenden dooden, van namelooze angsten, van massa moorden en verschrikkingen en fel en angstig en vol afgrijzen staar ik vreugdloos door den langen, eentonigen, troostelozen dag.

 

Van Booven houdt zijn dagboek gedurende de hele oorlog nauwgezet bij. Hij schrijft er niet alleen in, maar maakt ook tekeningen en plakt er uit kranten en tijdschriften (ook buitenlandse) geknipte berichten in. Die zijn soms zo groot, dat ze niet op een bladzijde passen en een of enkele malen gevouwen moesten worden. Daarnaast legt hij er los gedrukte verordeningen, officiële documenten en briefkaarten in. Door zich zo uitgebreid te documenteren, lijkt hij zich een reëel zicht op de gebeurtenissen te kunnen vormen. Maar het eerste dat sneuvelt in de strijd, is de waarheid.

 

Wanneer de oorlog op zijn einde gaat lopen, neemt het aantal ingeplakte krantenknipsels enorm toe. Op woensdag 30 oktober 1918 noteert hij naast een knipsel: ‘Weinig nieuws Alles verwoest in Oostenrijk-Hongarije. Het is een onbeschrijflijke chaos.’ En op 1 november, met rode potloodonderstrepingen:

 

 

Overal komt het onweer van revolutie opzetten in Hongarije, Oostenrijk, Tunesië, Turkije en Rusland moorden de Bolsjewiki oppermachtig. Het is een reusachtige chaos. Ook bij ons steken muitende soldaten in de Harskamp hun barakken in brand loopen dronken weg plunderen de cantins in Amersfoort en Vlissingen ook soldaten ruzies enz. enz. Een rotboel.

 

Op vrijdag 8 november:

 

De laatste dagen zijn weder vol verbijsterende berichten. Er schijnt in Duitschland overal revolutie te zijn. Beieren heeft zich tot een republiek uitgeroepen. De onderhandelaars over een vrede zijn naar Foch onderweg.

 

En dan op maandag 11 november:

 

De wapenstilstand om 11 uur gesloten. Het kanon zwijgt. Een eindelooze rust is over de wereld gedaald. Wij herademen, maar angstig er kan nog zooveel gebeuren, zie de uitknipsels.

 

 

 

Van Booven is opgelucht, maar er nog niet gerust op dat er werkelijk een einde aan alle ellende is gekomen. Hij blijft zijn dagboek bijhouden tot 1 april 1919, ook dan nog onzeker, maar ‘niet geheel zonder hoop’ dat de vrede binnen afzienbare termijn getekend zal worden. Dat zou nog bijna drie maanden duren.