
Willem Kloos en Hein Boeken: literaire superster en zijn literaire waterdrager
In Bij nader inzien (1963), de roman van J.J. Voskuil over zijn Amsterdamse studentenjaren, krijgt Maarten Koning – het alter ego van Voskuil – op een lenteavond in het jaar 1952 bezoek van studievriendin Henriette. Wanneer zijn geliefde Nicolien thuiskomt, vertelt Maarten haar het laatste nieuws:
‘Henriette gaat naar Parijs.’
‘Naar Parijs?’ vroeg ze verrast.
Hij glimlachte. ‘Voorgoed.’
Ze keek snel naar Henriette. ‘Wat leuk. Wanneer ga je?’
‘Morgen,’ zei Maarten.
Henriette luisterde zonder iets te zeggen.
[…]
‘Zeg, we moeten weg,’ zei hij plotseling. Hij zette zijn kop neer en liep naar de kast om de jassen te pakken. Henriette stond ook op. Hij hielp haar in haar jas en daarna Nicolien.
[…]
Maarten kwam de stoep af. Een ogenblik bleven ze besluiteloos met zijn drieën tegenover elkaar staan.
‘Nou dag,’ zei Maarten. Hij tilde zijn hand even op, terwijl hij zich al half omdraaide.
‘Dag,’ zei Nicolien.
Henriette mompelde alleen, wendde zich af en liep van hen weg, de gracht langs.