Het is nooit te laat voor liefde, zeggen ze wel eens, dus waarom zou het voor vriendschap anders zijn? Wie zou er op zijn zestigste niet de banden met een zielsverwant willen aanhalen om samen op een bankje in het park eensgezind te mopperen over de teloorgang van alles en vooral van de eigen zoete jeugd?
Nu is dat gemakkelijker gezegd dan gedaan, en al zeker voor schrijvers, de mensensoort gespecialiseerd in liefde, maar toch vooral in afgunst op het eerste gezicht. Gelukkig vond ik in het Literatuurmuseum echter een lichtend voorbeeld voor mijn oude dag. Zo begonnen F.C. Terborgh (1902-1981), pseudoniem van Reijnier Flaes, en A. Roland Holst (1888-1976) pas in de jaren zestig intens te corresponderen. Nu verwachtte ik niet meteen dat deze pensioengerechtigde, ook toen al als ouderwets bekendstaande schrijvers zich tot een epistolaire Statler en Waldorf zouden ontpoppen, maar hoop doet leven.