In de handen van Ingrid Jonker veranderde alles in poëzie

Ingrid Jonker wordt gezien als een van de belangrijkste Zuid-Afrikaanse dichters van de vorige eeuw. Ze overleed jong, dreigde even in de vergetelheid te raken, maar werd daar door Nelson Mandela uit gehaald. Ook in Nederland is ze sindsdien een grote naam. Via een wonderlijke omweg kwam haar archief recentelijk in het Literatuurmuseum terecht.

 

Over het archief

Rondom de schenking werd de controverse die rond 2000 was ontstaan – een Nederlandse dichter die het archief van een Zuid-Afrikaanse dichter naar Portugal haalt – weer nieuw leven ingeblazen. In Trouw is gereconstrueerd hoe de collectie in het Literatuurmuseum terecht is gekomen.

24 mei 1994: de eerste vergadering van het nieuwe parlement in Zuid-Afrika, het resultaat van de eerste democratische verkiezingen, die een grote overwinning hadden opgeleverd voor het ANC. Voorzitter van de vergadering was Zuid-Afrika’s eerste zwarte president Nelson Mandela, en in het gehoor zaten diverse leden van de vorige, witte regering. Ze hadden hun macht moeten opgeven, maar het was niet de bedoeling dat ze daarmee helemaal van het podium zouden verdwijnen.  

 

Mandela las een gedicht voor, weliswaar in het Engels maar van een Afrikaanstalige dichter: een witte vrouw bovendien. Een indrukwekkend protestgedicht over een kind dat op 1 april 1960 werd neergeschoten in de rumoerige weken die volgden op het bloedbad in Sharpeville. De jongen was met zijn moeder en opa onderweg naar het ziekenhuis toen hun auto werd tegengehouden door militairen. Toen de grootvader een andere route naar het ziekenhuis wilde zoeken, openden de soldaten het vuur. 

 

De boodschap van het gedicht: vanaf het moment dat hij overleed, heeft dit kind het eeuwige leven. Het kind reist mee met iedereen die in vrijheid wil leven. Mandela roept hem tot leven bij dit moment in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis.

 

Typoscript van ‘Die kind…’ en een handschrift van de vertaling van Jack Cope
 

 

Die dichter is Ingrid Jonker (1933-1965); ze was toen al bijna dertig jaar dood. Een protestdichter was ze misschien, maar tegen wil en dank. Ze schreef vaker over liefde, over de natuur, over menselijke verhoudingen en vooral ook over wat taal vermag. Ze maakte deel uit van de Zuid-Afrikaanse ‘Sestigers’. Ze onderhield relaties – zowel op papier als in het leven – met diverse dichters. Met Jack Cope, die veel van haar werk vertaalde (het was zijn Engels dat Mandela in 1994 voordroeg), en ook met de Zuid-Afrikaanse romanschrijver André Brink, met wie ze sinds 1963 een relatie had.  

 

Alsof de brieven op zichzelf al niet dramatisch genoeg zijn, is in het archief te zien hoe sommige ervan zijn overgeleverd. Toen Anna Jonker jaren later de brieven van Brink las, realiseerde ze zich hoe weinig hij haar zus had bijgestaan. Uit woede verscheurde ze enkele van zijn brieven. Vrijwel de gehele briefwisseling is uitgegeven als Vlam in de sneeuw en het is een van de meest tragische documenten over een onmogelijke liefde die ik ken. 

 

 

 

Door Anna Jonker verscheurde brief van André Brink

 

 

Na het einde van die verhouding bleek er nauwelijks meer een vertrouwenspersoon voor Jonker over te zijn: Brink hield het niet vol (‘je bent onbezitbaar’) maar naar Cope kon ze niet terug, die was van zijn illusies beroofd. Jonker was eenzaam, ze liep de zee in en verdronk. Postuum verscheen haar derde dichtbundel Kantelson.  

 

Het archief 

Niet alleen in Zuid-Afrika was men onder de indruk van het gedicht dat Mandela voorlas, ook in Nederland werd meegeluisterd. Door Henk van Woerden bijvoorbeeld, die verrast is dat over zo’n bijzondere en belangrijke dichter geen omvattende biografie bestaat. Wanneer hij voor langere tijd in Kaapstad woont vat hij het plan op om in die lacune te voorzien, maar hij komt erachter dat de archieven of ontoegankelijk zijn, of dat nabestaanden geld willen zien. Zijn geplande boek wordt een nawoord bij een Nederlandstalige bloemlezing: Ik herhaal je

De vertaler daarvan, Gerrit Komrij, was bezig met een grote bloemlezing uit de Afrikaanstalige poëzie en ook hij was getroffen door het werk van Jonker. Haar reputatie groeide, vooral in Nederland. Er werd een documentaire gemaakt door Saskia van Schaik (Korreltjie niks is my dood, 2001) en tien jaar later ook een speelfilm door Paula van der Oest, Black Butterflies, met in de hoofdrol Carice van Houten.  

 

Dat was in 2011. Nog even terug naar ongeveer tien jaar daarvoor, toen Van Woerden en Komrij op zoek waren naar informatie over en documenten van Jonker. Komrij reconstrueerde dat het archief terecht was gekomen bij Anna Jonker, die aan een biografie werkte en de papieren van haar zuster in bruikleen had gekregen van het Museum voor Engelstalige Literatuur in Grahamstown. Na haar dood – ze voltooide de biografie niet – wilde haar zoon (Anthony Bairos) er geld voor zien, in plaats van ze aan het Museum te retourneren. Het archief dreigde daarna versnipperd te raken: Bairos was het aan het verkopen, zo ontdekte Komrij toen hij in Kaapstad in antiquariaten aan het snuffelen was. 

 

Komrij nam geen halve maatregelen: hij kocht alles en verscheepte het naar zijn woonplaats in Portugal, waar het gebruikt werd door Van Woerden voor zijn nawoord, door Van Schaik voor haar documentaire en door Petrovna Metelerkamp voor de eerste serieuze biografie (Ingrid Jonker: n Biografie, 2018).

 

Het was Komrij’s wens dat het archief terug zou gaan naar Zuid-Afrika, maar sinds diens overlijden in 2012 was er veel veranderd in het land. ‘De positie van het Afrikaans was meer en meer in de verdrukking gekomen door de taalpolitiek van de Zuid-Afrikaanse regering,’ aldus Komrij-biograaf Arie Pos. ‘Terugkeer naar Zuid-Afrika zou geen garanties bieden voor de veiligheid en raadpleegbaarheid van de collectie. In overleg met de erven werd besloten die te schenken aan het Literatuurmuseum in Den Haag’, vertelt hij aan NRC op 27 juli 2022. Het archief zal gedigitaliseerd worden om wereldwijd onderzoek naar Jonker mogelijk te maken. 

 

 

Ingrid Jonker. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

In Nederland 

Jonker was in 1965 korte tijd in Nederland. Er is niet veel meer over bekend dan dat ze geschokt was dat haar hotelkamer geen spiegel had, dat ze Simon Vinkenoog tegenkwam en in Amsterdam vooral in stijgende onrust wachtte op Brink, met wie ze zou doorreizen naar Parijs.  

 

De korte ontmoeting met Vinkenoog was niet het eerste contact met een Nederlandse dichter; in 1959 kocht ze de bloemlezing Nieuwe griffels, schone leien, zo schreef ze aan Cope, en vooral de poëzie van Sybren Polet waardeerde ze zeer. Toen ze een dummy van een merkwaardig boekje met de titel ‘Maak uw woning 2 x zo gezellig’ in handen kreeg, moest ze onmiddellijk aan de bloemlezing van Rodenko denken.  

 

 

De dummy die als aantekenboekje werd gebruikt

 

 

Deze dummy heeft namelijk precies hetzelfde formaat als de Ooievaarpockets, de goedkope reeks waarin klassiekers en bloemlezingen verschenen en waarvan Nieuwe griffels, schone leien waarschijnlijk de beroemdste was. Rodenko probeerde traditie en vernieuwing te combineren en op die manier droeg hij bij aan het succes van de Vijftigers.

 

Veel heeft Jonker niet geschreven in de dummy. Dit gedicht schreef ze voor André Brink. Het werd gepubliceerd in haar postume bundel Kantelson (1966). In de gepubliceerde versie is de opdracht aan Brink toegevoegd. In de Nederlandse vertaling van Gerrit Komrij: 

 

 

Je naam kent een kinderkarretje
Voor André

 

Je naam kent een kinderkarretje
Je naam kent een jongensachtige glimlach
en een onverwacht kolkje

 

Wat zal de afslager bieden voor je naam?

 

Je naam die ik roep door de duisternis
Je bent gewaarschuwd!  

 

Want je wordt verkocht
geblinddoekt
aan de burgerij

 

als een 

oud

paard

 

 

 

 

Het is een lastig te peilen gedicht, ondanks de eenvoudige taal waarin het is geschreven. De onschuld van de kindertijd waarmee de naam van de ‘je’ wordt geassocieerd, wordt beladen wanneer die naam ‘geveild’ wordt. Met huid en haar zal hij overgeleverd worden aan de burgerij, waarschuwt de dichter, en zijn jongensachtige glimlach verdwijnt achter een blinddoek, tot hij willoos, met de berusting van een oud paard met korte regels, het gedicht uit zal sloffen. 

 

Ingrid Jonker werd beroemd als politiek dichter. Ze had een ingewikkeld en te kort leven en kreeg postuum de reputatie van ‘de Zuid-Afrikaanse Marilyn Monroe’ (Breytenbach) of als een Zuid-Afrikaanse Sylvia Plath (in Black Butterflies). Maar ze was vooral dichter, iemand in wier handen het boekje Maak uw huis 2 x zo gezellig kon veranderen in Nieuwe griffels, schone leien.  

 

Het typoscript van de uiteindelijke versie van het gedicht ‘Jou naam’