Daar staat ’ie, groot en plechtig rijzend op de linkerhoek van het bureau: de schemerlamp van Couperus
Je hebt ootmoedige kasten, trotse kasten, joviale kasten, er zijn verliefde kasten, kasten van verlangen, maar er zijn ook dode kasten, die alleen herleven als je er een boek in zet. Het Literatuurmuseum is de trotse eigenaar van iets bijzonders: de boekenkast van Couperus. Beneden in de catacomben staan nog meer kasten, waarin tientallen manuscripten en een paar honderd brieven liggen van deze schrijver, maar dit notenhouten meubelstuk is, afgezien van wat lichte schadesporen (speldengaatjes? termietenholen?), even gaaf als exceptioneel. In de nok prijkt een sierlijke inscriptie; een houtsnede van de in elkaar gevlochten letters W en M – Maurits Wagenvoort: een goede huisvriend van Couperus die deze vitrinekast speciaal voor hem in elkaar liet timmeren. Een uniek object dus.