Brieven in tijden van afzondering
27 april 2020, Amsterdam
Ha Thomas,
Laat ik je citaat van Dèr Mouw terugkaatsen: ‘Ik vroeg je, hoe ’t met joù ging, met ’t werken, drinken, vrijen, plassen. Waarom antwoord je daar niet eens op?’ Zo letterlijk vroeg ik je dit allemaal niet, maar ik blijf wel benieuwd naar wat de afzondering met je doet. Het klinkt alsof je leven zijn gang gaat, niet beter is dan eerst maar ook niet veel minder. Klopt dat? Ik waardeer dat je je niet te veel laat meevoeren door je gedachtes en emoties, zoals ik deze dagen meer doe.
Zelf ben ik eventjes ontsnapt aan het strenge regime dat ik mezelf heb opgelegd. Het was nodig, in mijn hoofd was het zo bedompt als in een wasserette. Ik heb de fiets op een zonnige vrijdag gepakt. En ik ben vanuit Amsterdam naar Muiden gereden, zoals de Amsterdamse schrijver Nescio geregeld deed. Twee jaar terug maakte ik die korte tocht ook al een keer en schreef erover voor het Literatuurmuseum. Het was er dit keer uitgestorven en ik heb op een muurtje gezeten, een hele tijd. Op de terugweg dronk ik mijn eerste espresso buitenshuis in zes weken. Afgehaald bij een tentje en in de zon op een bankje op een brug geleegd. Er zat bijna geen koffie in het bekertje – ik had een dubbele moeten nemen – maar ik heb er toch zeker twintig minuten over gedaan, eerst een paar keer de geur diep opgesnoven en daarna slokje voor slokje opgedronken.
De bedompte loomheid was bij thuiskomst verdreven, schrijven en lezen gaat me sinds de fietstocht weer makkelijk af. Met hulp van conservatoren van het Literatuurmuseum ben ik op zoek gegaan naar relevante stukken uit het archief, wat ik net als jij lastig vind; schreef men in het verleden niet zo veel over virussen? Of is dit wat wij nu meemaken inderdaad, zoals je al min of meer schreef, een ongekende periode, nauwelijks vergelijkbaar met eerdere situaties? Is dat de voornaamste reden dat we geen materiaal vinden?
Ik las enkele passages uit de oorlogsdagboeken van Godfried Bomans, hij beschrijft ‘de bende’ die de praktische uitwerking van de bevrijding in 1945 in zijn ogen was. Ik kan me goed voorstellen dat na zoveel jaar bezetting de emoties oncontroleerbaar hoog oplopen bij de mensen – kijk alleen al naar mijn eigen uitzinnigheid na pas zes weken om een fietstochtje. Bomans schrijft:
Vanochtend met Hans de stad in. Overal vlaggen. Veel menschen, doch meerendeels rapalje. Op de groote markt werden de Duitsche verkeers- en verbodsborden afgerukt en vertrapt. Er werd met voetzoekers gewerkt, waardoor er door patrouillerende Duitsche soldaten drie menschen in de Groote Heerstraat werden neergeschoten. Een vreemd contrast: overal vlaggen en zingende menschen, en daartussen de verbitterd kijkende en tot de tanden gewapende Duitsche weermacht.