Brieven in tijden van afzondering
16 december 2020
Beste Thomas,
In oktober schreef ik je al, maar ik verstuurde de brief niet. De tweede lockdown ging in, en het voelde logisch om die met een bericht aan jou af te trappen. Die brief van oktober schreef ik niet helemaal af. Ik liet hem liggen, vergat hem en dacht er pas weer aan toen Rutte eergisteren de totale lockdown aankondigde. Vandaag zet ik door en schrijf ik je.
Toen in de zomer het virus onder controle leek, stopten we met onze correspondentie. Het speelde mee dat we ook het idee hadden alles eigenlijk wel te hebben gezegd aangaande dit schijtvirus, en dat we bovendien in het archief weinig stukken vonden waar we écht wat mee konden. Opmerkelijk wel dat het archief ons aangaande pandemieliteratuur in de steek liet; we leven kennelijk in een unieke periode. Alleen in de brieven van Slauerhoff lazen we over afzondering in de tijd van de Spaanse griep, maar dat was allemaal terloops, het was niet het onderwerp van zijn schrijven.
Sinds mijn laatste brief – van 28 juni – hebben we elkaar inmiddels tientallen keren gezien. We aten een paar keer samen en speelden games op mijn Xbox (een keer blokkeerde het slot van mijn badkamerdeur, waarna je een half uur vast hebt gezeten op het toilet van het Witsenhuis, tot mijn schrijvende onderbuurman je bevrijdde), we voetbalden elke week op een verlaten veld buiten Amsterdam en hebben zelfs twee keer koffie gedronken op een terrasje – het lijkt lang geleden. Sinds gisteren zijn bijna alle winkels weer dicht, de binnensteden zijn uitgestorven.
Vanmorgen las ik onze voorjaarscorrespondentie terug. De verschillen tussen onze karakters vielen me nog meer op dan voorheen. Jij stelde midden in de lockdown al grote en vaak terechte vragen, in een poging te begrijpen waarin we waren verzeild, om de impact van het virus te duiden. Ik had niet altijd zin in deze vragen, voelde er niet veel voor om je zorgen te delen over omvallende boekhandels en bibliotheken, over theaterhuizen en bioscopen die de deuren noodgedwongen moesten sluiten. Natuurlijk vond ik dat erg, ontzettend erg zelfs, maar we zaten op dat moment nog midden in de crisis, het leek me belangrijker om het te doorstaan en daarna te kijken – dat schreef ik je ook als antwoord. Mijn ideeën hierover zijn ongewijzigd en de crisis is nog gaande. Ik sluit niet uit dat ik mijn kop in het zand steek, maar ik geloof dat ik in zware tijden naïef wíl zijn, dat dit een manier is om me niet uit het veld te laten slaan. Had jij je die nonchalantere houding niet ook iets meer moeten aanmeten? Ik had soms de indruk dat het je toch wel zwaar viel allemaal.
Ik sluit niet uit dat ik mijn kop in het zand steek, maar ik geloof dat ik in zware tijden naïef wíl zijn
Eind december is het nu, het virus laait weer op. We kunnen dezelfde vragen stellen aan elkaar als in april, mei en juni. Ik denk dat de antwoorden ook veelal hetzelfde zullen zijn – omdat wij hetzelfde zijn. Of hebben de afgelopen maanden jou een nieuw inzicht gegeven over de samenleving, de positie van de letteren, de toekomst van je eigen boeken? En op persoonlijk vlak: zijn je routines anders in lockdown 2, met de ervaring van lockdown 1?
Zelf heb ik geleerd van de eerste lockdown, ik pak zaken anders aan. Doordat we het virus beter begrijpen, voel ik me bijvoorbeeld vrijer om te gaan waar ik wil, al let ik echt op. Ik kom veel meer buiten dan in het voorjaar, ook wanneer het weer daartoe niet uitnodigt. Vaak wandel ik in het bos of in een park, met een vriend of alleen. Ik voel me fris, mijn hoofd zit vol ideeën. Ik ontvang mensen thuis, binnen de regels natuurlijk; tot ergernis van vrienden zet ik mijn grote huiskamerramen open om alles goed te doorluchten. Sommigen zitten met hun winterjas aan op mijn bank naar Ajax te kijken, warme chocomel of glühwein erbij.
In de eerste lockdown droogde mijn prozaproductie op. Mijn hoofd verveelde zich door al dat binnen zitten. Ik miste impulsen, mensen om me heen. Kennelijk ben ik daarin heel anders dan Lodewijk van Deyssel. Herinner je je zijn brieven aan Albert Verwey, die we bekeken? Ronkende, pompeuze schrijfsels vanuit zijn maandenlange zelfopgelegde isolement, waarover hij schreef:
Ik heb nooit in mijn leven (…) zo goed kunnen werken of het is in langdurige afzondering geweest.