‘Misschien kun je nog tot een bundel komen voor het najaar?’ Brieven van Judith Herzberg en Geert van Oorschot
Er zijn auteurs die een bijzonder intieme band met hun redacteur onderhouden: ze spreken elkaar dagelijks en ieder half geschreven hoofdstuk of toekomstig plan wordt gedetailleerd doorgesproken. Ook uit mijn omgeving ken ik zulke banden, die doorgaans in de loop der jaren steeds hechter worden. Aan de andere kant zijn er auteurs die hun redacteur nauwelijks spreken, die het liefst in afzondering werken en eigenlijk alleen van zich laten horen wanneer ze een manuscript voltooid hebben. Ze sturen hun werk op, wisselen nog enkele inhoudelijke berichten uit, informeren naar de verkoopcijfers en zonderen zich weer af om zich op een volgend boek te richten.
De vele brieven die Karel van het Reve en uitgever Geert van Oorschot uitwisselden, doet een band uit de eerste categorie vermoeden. Bijna veertig jaar lang werkten ze samen: vanaf Van het Reves eerste boekuitgave (Goed en schoon in de Sovjetcritiek, 1954) tot aan Geert van Oorschots overlijden in 1987. Ze stuurden elkaar brieven, één à twee A4’tjes lang, bijna altijd getypt; een enkele keer schreven ze iets met de hand of zonden ze een ansichtkaart vanaf een vakantieadres, haastige krabbels, alles goed hier, tot snel.