De vergeten geschiedenis van Gandalf: een hippieblad dat taboes wilde doorbreken en werd aangeklaagd

De afbeeldingen, artikelen en literaire bijdragen in het roemruchtige tijdschrift Gandalf draaiden om humor en ‘ontluikende erotiek’. Thomas Heerma van Voss bespreekt zowel het spoedig verworven succes als de aanhoudende controverse rond dit blad. 

 

Met elke nieuwe editie van Gandalf groeit de controverse. Er worden dreigbrieven gestuurd, verhitte discussies gevoerd, excuses geëist. Oprichter en hoofdredacteur Guus Dijkhuizen wordt in 1969 meermaals aangeklaagd. Gandalf is waarschijnlijk het meest controversiële literaire blad dat er in Nederland ooit heeft bestaan. Toch wordt het nagenoeg nooit meer genoemd, zelfs niet in overzichten van roemruchte bladen. Waar stond het blad, dat begin jaren zeventig werd opgedoekt, eigenlijk voor? Waarom reageerden mensen zo boos op Gandalf

 

Gandalf werd in 1964 opgericht door Guus Dijkhuizen (1937-2013), schrijver en galeriehouder, en ook: autodidact, eigenheimer, allesbehalve een pleaser. Zijn jeugd stond in het teken van onrust en overleven: hij werd van tehuis naar tehuis gestuurd, van pleeggezin naar pleeggezin. In de Tweede Wereldoorlog werd hij, naar verluidt met een broer en zus, naar Duitsland vervoerd en daar achtergelaten. Hij moest het zelf maar zien te redden, op eigen kracht en inzicht, en dat is wat hij de rest van zijn leven bleef proberen. Hij ging volstrekt zijn eigen gang toen hij begin jaren zestig als beginnend schrijver besloot zijn eigen tijdschrift op te richten. Er bestonden destijds al vrij veel bladen, die soms een nadrukkelijke literatuuropvatting uitdroegen, en soms juist draaiden om de afwezigheid van een poëtica. Toch vond Dijkhuizen dat er nog iets essentieels ontbrak: in Gandalf wilde hij literaire bijdragen combineren met humor en ‘ontluikende erotiek’.  

 

Wat is dit voor wonderlijk, moeilijk te doorgronden tijdschrift? Het blad, dat tussen 1964 en 1971 zo’n acht keer per jaar verscheen en dat volledig ligt opgeslagen in het Literatuurmuseum, staat vol met ludieke tekeningen en stripjes. Ondertussen duiken er regelmatig bijdragen op van gevestigde schrijvers: Reve, Wolkers, Campert, Vinkenoog, Carmiggelt – ze deden allemaal onbezoldigd mee. Omdat Dijkhuizen goed was in het onderhouden van persoonlijke contacten? Mogelijk. Maar ik vermoed dat ook de vrijheid aansprak. Het grondbeginsel van Gandalf lijkt te zijn geweest dat alles mocht, alles kon, over ieder denkbaar onderwerp. 

 

Simon Carmiggelt, 'Jan' in Gandalf 5, 1964. Collectie Literatuurmuseum.

 

Dit geeft het tijdschrift ook nu nog een onmiskenbare levendigheid: elke pagina kan een verrassing bevatten. Pal na een vertaald gedicht van Pablo Neruda duikt een naaktstrip op, erna een stukje van journalist Bert Vuijsje. Elders staat opeens een opiniestuk getiteld ‘Auschwitz, Bergen Belsen, Ravensbrück en de religie’, daarna verschijnen er een paar seksueel vrij expliciete foto’s. Die foto’s wekken niet per se een pornografische indruk, ze zijn niet gestileerd, ze tonen geen afgetrainde lichamen of wellustige blikken. Het idee van Gandalf is nu juist, zo verklaarde Dijkhuizen in diverse interviews, dat iedereen naakt kan worden afgebeeld: bejaarden, mensen met duidelijk overgewicht, en ja, ook kinderen. De foto’s lijken vooral bedoeld om een gevoel van een algehele vrijheid uit te dragen, en om lezers met hun vooroordelen te confronteren (het voorbeeld van Dijkhuizen in die interviews: mensen walgen instinctief als ze een ‘dik iemand’ zien, en daar wil hij ze van bewust maken). 

 

Gandalf was een uitvloeisel van het hippietijdperk, wat alleen al aan de naam te zien is – de hippies maakten Lord of the Rings tot een everseller. Inhoudelijk keerde het blad zich tegen preutsheid, tegen voorschriften, tegen alle regels van oudere generaties. En met die aanpak bouwt ‘het vrolijke gezinsblad’, zoals Dijkhuizen Gandalf noemt, al snel een trouwe volgersschare op. Waar de eerste nummers nog een hoog schoolkrantgevoel hadden – kleine bladzijdes, nietjes, geen afbeeldingen – wordt het blad snel fraaier uitgegeven. In de loop van de jaren zestig stijgt de oplage naar 30.000 exemplaren, zo stelt Dijkhuizen in interviews. (Neutralere bronnen melden 20.000.) Ook in die tijd is dat een bijzonder hoog aantal, zeker voor een (semi-)literair tijdschrift.  

Maar er zit ook een keerzijde aan de vrijzinnige aanpak, wegens de seksuele component. Na het vierde nummer komt er bij publiek en pers een stroom van verontwaardiging op gang die lang aanhoudt. Volgens mij is er in Nederland nooit een tijdschrift geweest met zulke stelselmatige ophef als Gandalf.

 

Tegenwoordig zou een tijdschrift als Gandalf nooit kunnen bestaan

 

Je kunt je afvragen: was dit ook het doel van Gandalf, of bijvangst? Bladerend door de jaargangen stuit ik op talloze foto’s van blote, soms bijzonder jonge kinderen – zonder verdere toelichting of kaders. Waarom zou iemand dit zo in een tijdschrift willen afdrukken, vraag ik me af, ook bij zeer dubieuze bijdrages zoals een ingezonden brief over ‘seks met het hele gezin’. Misschien drukte Dijkhuizen deze foto’s simpelweg af omdat het kon, omdat hij vond dat alles op papier mogelijk moest zijn.  

 

Het lastige is dat elke nuancering of relativering bij voorbaat verdacht klinkt wanneer het gaat over foto’s van naakte kinderen; elke koppeling van kinderen aan zaken met een seksuele connotatie is voor velen een rode lap, zoals recent te zien was bij de veelbesproken reclamecampagne van Balenciaga. (Het kledingmerk bood publiekelijk gauw excuses aan nadat kinderen waren gefotografeerd met sm-knuffels.) In dit kader is het cruciaal om de maatschappelijke context te schetsen waarin Gandalf verscheen. Destijds, eind jaren zestig dus, werd er zeker in hippiekringen met minder afkeer gesproken over pedofilie en over de seksuele ontwikkeling van kinderen dan vandaag de dag het geval is.  

 

Tegenwoordig zou een tijdschrift als Gandalf nooit kunnen bestaan, er zou meteen publieke woede losbarsten, twitter-hashtags zouden ervoor zorgen dat Dijkhuizen moest onderduiken. Betekent dit dat Nederland preutser is geworden? Is het afdrukken van blote kinderen in een tijdschrift per definitie kinderporno of kan het ook satire zijn, zoals Dijkhuizen zelf stelde? Kon Gandalf eenvoudigweg jarenlang blijven bestaan omdat er nog geen internet was en beeld en ook ophef zich trager verspreidden? 

 

Bladzijde uit Gandalf 3, 1964. Collectie Literatuurmuseum.

 

Het duurde in elk geval nog best lang voor Gandalf juridisch onder vuur kwam te liggen. Wel werden er al steeds meer boze brieven naar Gandalf gestuurd; onderdeel van de nagelaten brieven van Dijkhuizen, die regelmatig verhit correspondeerde, ook over zaken die niet met het blad te maken hadden. (Zo stuurde hij tig brieven naar burgemeester Van Hall, allemaal op Gandalf-papier en ondertekend met ‘innige groetjes’, over een fonteintje in Amsterdam.) Later gaan de brieven over de beschuldiging van kinderporno. Daar verzet Dijkhuizen zich fel en uitgebreid tegen, steeds met dat ene argument: alles moet kunnen. 

 

En dan vinden er twee rechtszaken plaats. In 1969 wordt Dijkhuizen gedagvaard omdat er in een nummer van Gandalf afbeeldingen van een bloot minderjarig meisje hebben gestaan die de aanklager aanstotelijk vindt. Eind 1969 volgt vrijspraak, mede omdat de foto’s volgens de rechtbank deel uitmaken van ‘het gehele geschrift’, en ‘in het licht van de thans geldende opvattingen is het niet aanstotelijk voor de eerbaarheid’. Volgens het credo there’s no such thing as bad publicity stijgt de oplage hierna zelfs. Maar dan volgt er een tweede rechtszaak, die veel meer impact heeft. 

 

De aanleiding is een boekje dat Dijkhuizen heeft uitgebracht en dat bij Gandalf hoort, Mini Love geheten. Ook hierin staan afbeeldingen van naakte kinderen, en dit keer wordt de aanklacht serieuzer genomen. Dijkhuizen wordt gearresteerd, de zedenpolitie komt eraan te pas, de gefotografeerde kinderen worden uit de klas gehaald en verhoord, vaak zonder dat hun ouders daarbij aanwezig zijn. De ouders moeten ook verklaringen afleggen; een moeder zegt dat ze niet van dit blad had geweten toen de fotoshoot plaatsvond. In Het Parool (11 november 1970) wordt een context gegeven die in de correspondenties van Dijkhuizen en in Gandalf zelf ontbreekt: ‘Begin dit jaar namen Guus Dijkhuizen en Jaap Klok ten behoeve van Gandalf naaktfoto's van Sascha en het jongetje Wokkie W. Rudi Kraamwinkel: “met parodistische bedoelingen, allesbehalve onder dwang, de kinderen gaven er zelf enige aanleiding toe, spelenderwijs dan. Er was niet de geringste commerciële sexbedoeling.”’ 

 

Volgens Dijkhuizen was Gandalf het vakblad van de anti-esthetica

 

Dat blijft, kort samengevat, ook het verweer van Dijkhuizen. Later zegt hij dat de betreffende moeder door het openbaar ministerie tegen hem is opgezet. Officier van justitie H.E. van Renesse oordeelt van niet en klaagt Dijkhuizen aan wegens overtreding van artikel 240 van het wetboek van strafrecht: het – wederom – verspreiden van ‘voor de eerbaarheid aanstotelijk’ materiaal. De foto’s ‘doen vermoeden dat er ontucht in het spel kan zijn geweest’. (Hierover zou Dijkhuizen later ook weer een weinig overtuigende bewering doen: dat Van Renesse een persoonlijke grief koesterde omdat hij in Dijkhuizens eerdere boekje Zeg Jofele Pik werd geridiculiseerd.) 

 

Ook nu volgt vrijspraak: de foto’s worden niet in strijd geacht met ‘de op dat moment geldende normen voor de aanstotelijkheid’. Maar ditmaal tekent de officier van justitie hoger beroep aan. En met succes. Medio 1971 spreekt de rechter uit dat Dijkhuizen een boete moet betalen van vijftig gulden. Er was honderd gulden geëist, maar het gaat natuurlijk niet om de hoogte van het bedrag, het belangrijkste is het woord dat daarbij hoort en dat vanaf dat moment aan Dijkhuizen kleeft: veroordeeld. De oplagecijfers lopen na deze uitspraak snel terug. Er komen vorderingen van de drukkerij, het tijdschrift wordt op steeds minder plekken verkocht. 

 

Wonderlijk: in de nummers zelf is geen spoor van de rechtszaken te vinden. In de laatste Gandalf-editie wordt niet eens zijdelings naar de ophef verwezen. Er staat niets over een einde of afscheid in het nummer, geen glimp van een nagekomen beginselverklaring, geen bedankje aan abonnees. Wel staat er ook in deze editie naakt, veel naakt zelfs, inclusief een afbeelding van een naakt kind. Was dat misschien Dijkhuizens manier van reageren? 

 

In interviews liet hij zich wel over de rechtszaken uit. Meermaals zei hij dat Gandalf verkeerd begrepen werd. Tegenover Het Vrije Volk verklaarde hij dat Gandalf nooit ‘mooi of oh-lala-bloot heeft willen brengen, maar gewoon eerlijk rondhollands bloot, dat slechts de verbreking van het taboe tot doel had’ – en dat mensen dat maar niet beseften. Dat zulke aanklachten volkomen ‘uniek’ zijn in Nederland. Dat het blad juist ging om deze wrijving en dit ongemak. Dat Gandalf het ‘vakblad van de anti-esthetica’ was – en zeker geen seksblad, maar juist een anti-seksblad. Dat de rechtszaken het blad de das omdeden, financieel, qua reputatie.  

Verschillende omslagen van Gandalf. Collectie Literatuurmuseum.

 

In 1972 wordt het einde van Gandalf wegens faillissement officieel aangekondigd. Maar ervoor, in de loop van 1971, begint Dijkhuizen al steeds vaker over andere zaken, bijvoorbeeld over het nieuwe tijdschrift dat hij wil oprichten, vernoemd naar een andere figuur uit de Lord of the Rings-boeken: Smaug. Daarin zal het níét om seks gaan, wordt in een persbericht verzekerd. Ook in die mededeling kun je een reactie zien, een impliciet terugkomen op zijn eerdere beginselverklaring, al wekt verder niets aan het Gandalf-archief of Dijkhuizens levensloop de indruk dat hij een man was die terugkrabbelde. 

 

Hoe het ook zij, in NRC Handelsblad (22-9-1971) wordt Smaug aangekondigd als ‘een echt Nederlands gezinsblad voor ieder die de damesbladen ontgroeid is’; Dijkhuizen merkt eveneens op dat het tijdschrift wordt opgezet boven op de schulden van Gandalf, en dat het onderdeel zal zijn van de ‘alternatieve pers’. Ook rept hij over een oplage van 40.000 exemplaren. Online zijn er echter amper sporen van Smaug te vinden. Voor zover ik kan nagaan is er uiteindelijk één nummer van het blad verschenen – destijds te koop voor negentig cent, op Boekwinkeltjes inmiddels voor vijfenvijftig euro met als toelichting: rare Dutch underground magazine. Zelfs in pagina’s over Dijkhuizen blijft Smaug onvermeld. 

 

De naam Gandalf daarentegen duikt rondom zijn naam altijd weer op, vaak zonder dat melding wordt gemaakt van de controverse. Meestal blijft het bij een paar feitjes: in 1964 begon Dijkhuizen zijn eigen tijdschrift, en Gandalf mikte op ‘ontluikende erotiek’.