‘Aan de vinder van dit manuscript wordt een beloning van $ 100 uitgereikt.’ Deze aantekening staat op de eerste pagina van bijna elk schriftje dat Tommy Wieringa voor zijn roman Joe Speedboot (2005) heeft gebruikt.
Een goede grap. Waarom zou de Nederlandse vinder immers ooit in dollars betaald willen worden? En als het schriftje in het buitenland verloren zou gaan, moet het al een enorm toeval zijn dat de vinder het Nederlands machtig is. Misschien is de grap nog wel groter en hebben die schriftjes nooit Wieringa’s studeerkamer verlaten. Kortom, de auteur knipoogt hier vooral naar zijn eigen schrijfproces.
Uit zoiets simpels als een notitieboekje valt veel af te leiden over de werkwijze van Tommy Wieringa.
De belangrijkste keuze is die van het instrument: pen en papier of computer. Het is opvallend dat Wieringa überhaupt van schriftjes gebruik maakt. De meeste auteurs werken tegenwoordig elektronisch. Leeftijd heeft daar niet noodzakelijk wat mee te maken: er zijn genoeg jonge romanciers te noemen (Bregje Hofstede, Roderik Six) die in interviews verklaarden op papier te schrijven, terwijl een hoop oudere schrijvers maar al te blij is met de digitale zegeningen van deze tijd.
Wat een schrijver ook kiest, het is van fundamentele invloed.