24 mei 1994: de eerste vergadering van het nieuwe parlement in Zuid-Afrika, het resultaat van de eerste democratische verkiezingen, die een grote overwinning hadden opgeleverd voor het ANC. Voorzitter van de vergadering was Zuid-Afrika’s eerste zwarte president Nelson Mandela, en in het gehoor zaten diverse leden van de vorige, witte regering. Ze hadden hun macht moeten opgeven, maar het was niet de bedoeling dat ze daarmee helemaal van het podium zouden verdwijnen.
Mandela las een gedicht voor, weliswaar in het Engels maar van een Afrikaanstalige dichter: een witte vrouw bovendien. Een indrukwekkend protestgedicht over een kind dat op 1 april 1960 werd neergeschoten in de rumoerige weken die volgden op het bloedbad in Sharpeville. De jongen was met zijn moeder en opa onderweg naar het ziekenhuis toen hun auto werd tegengehouden door militairen. Toen de grootvader een andere route naar het ziekenhuis wilde zoeken, openden de soldaten het vuur.
De boodschap van het gedicht: vanaf het moment dat hij overleed, heeft dit kind het eeuwige leven. Het kind reist mee met iedereen die in vrijheid wil leven. Mandela roept hem tot leven bij dit moment in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis.