In het begin van de vorige eeuw was Igor Stravinsky in Europa een controversiële componist. Aanvankelijk omdat hij met zijn Le Sacre du Printemps (in 1913) zulke opzwepende muziek bij zo’n wild ballet had gemaakt – de rel die het publiek veroorzaakte in Parijs is berucht. Ruim tien jaar later was hij het nog eens, ditmaal omdat hij met zijn neoclassicisme die vooruitstrevende houding juist leek te laten varen. In De Gemeenschap schreef Albert Helman (overigens onder zijn echte naam Lou Lichtveld) over deze ontwikkeling bij Stravinsky. Hoewel hij ‘het neo-classicisme als werkwijze veroordeelt’ heeft hij er begrip voor dat het voor sommige kunstenaars noodzakelijk kan zijn ‘om langs dezen weg tot het zuiveringsproces te komen’. Hij waardeert uiteindelijk de radicale wending die Stravinsky durft nemen.
Dat De Gemeenschap een tijdschrift was waarin de nieuwste beeldende en grafische kunst van de jaren 1920 alle ruimte kreeg, is wel bekend. Maar – en dat is een beetje onder de radar gebleven – ook de moderne muziek werd op de voet gevolgd, in de eerste jaren vooral door Albert Helman/Lou Lichtveld. Helman is de (literatuur)geschiedenis ingegaan als schrijver en politicus, maar na een voortijdig afgebroken priesteropleiding was muziek zijn eerste serieuze liefde; hij werkte in zijn geboorteland Suriname als organist en componist en bleef ook in Nederland zijn hele leven componeren.
Helman schreef veel over muziek. Hij deed dat met liefde en kennis, en soms met de neiging nogal abstract te filosoferen, zoals in een artikel over de vraag of ‘absolute’ muziek kan bestaan, of dat muziek altijd ergens aan doet denken, ergens over gáát.
Op de grens van absolute en niet-absolute muziek staat die welke de ‘gelijkenis’, de auditieve associatie tot doel heeft. Maakt een nachtegaal ‘absolute’ muziek? Ongetwijfeld. En een fluitist die de nachtegaal na-doet? Ja inzooverre hij ‘nachtegaal-muziek’ wil maken, neen in zooverre hij ons aan een nachtegaal wil laten denken.
Je verwacht bij de katholieke Helman dat hij waarde zou hechten aan de metafysische waarde van muziek, maar hij is te veel een pure muziekliefhebber om muziek af te keuren om die reden: ‘het laat zich aanzien, dat wij thans een tijdperk van “absolute muziek” tegemoet gaan; wat niet anders dan een vooruitgang zijn kan.’