Achter de Schermen
In plaats van zijn strijdbijl te begraven en zich volledig op het vissen te storten neemt Elsschot de pen ter hand:
‘Beste Jan,
Ik ben weer bezig. Maar nog maar pas begonnen. ’t Wordt iets voor ter Braak, du Perron e.c. Je herinnert je de inleiding tot Kaas? Iets in dien aard, maar veel langer en naar aanleiding van Tsjip. Ik ben benieuwd of het goed wordt.
Hartelijke groeten
Fons’
De toevoeging ‘e.c.’ (‘en consorten’) doet vermoeden dat hij de schrijversgroep rond Forum op het oog heeft. De kritiek die Ter Braak in zijn brieven aan Elsschot had geuit, komt volledig overeen met het ‘programma’ van Forum, zoals verwoord in de befaamde ‘Inleiding’ bij het eerste nummer van het tijdschrift.
Forum, ‘Ter inleiding’
Men versta ons wel: wij stellen ons hier niet voor of tegen de poëzie, wij kiezen uitsluitend partij tegen de vergoding van den vorm (de magie der ‘creatie’, zoals men dat in Nederland noemt, terwijl men in Vlaanderen van verliteratureluren der kunst heeft gesproken) ten koste van de creatieven mensch; wij verdedigen de opvatting, dat de persoonlijkheid het eerste en laatste criterium is bij de beoordeling van den kunstenaar. Welke wonderen zich ook bij het scheppingsproces mogen afspelen: zij schijnen ons dan eerst van belang, wanneer de persoonlijkheid van den kunstenaar zich voor ons in zijn werk bevestigt.
Als vertegenwoordiger van de ‘vent’-richting mist Ter Braak in Kaas en Tsjip de figuur van Boorman en daarmee Elsschots ‘satyre in grooten stijl’: ‘het onderwerp wordt “huiselijker”, en dat spijt mij’, had hij in zijn recensie van Tsjip geschreven.
De magie der ‘creatie’
Met ‘Achter de Schermen’ schrijft Elsschot een tekst waar de huiselijkheid vanaf druipt en waarin hij ‘de magie der “creatie”’ tot op het bot fileert. Voor de goede verstaanders – Ter Braak en Du Perron voorop – zou duidelijk moeten zijn dat hij zich niet zomaar als ‘vent’ voor de kar van Forum wil laten spannen.
Ter Braak zou Elsschot zelfs wel eens op het idee voor ‘Achter de Schermen’ gebracht kunnen hebben. Met name de voorpublicatie in Forum van het eerste hoofdstuk van Politicus zonder partij bevat een aantal prikkelende uitspraken over ‘het schrijverschap’, waarop ‘Achter de Schermen’ een min of meer rechtstreekse reactie lijkt te geven.
In Politicus zonder partij veegt Ter Braak de vloer aan met schrijvers die zich achter hun ‘woordkunst’ en ‘taalmagie’ verschuilen. Hij erkent dat onder het schrijven ‘honderden varianten’ opduiken, dat ‘gesluierde beelden’ zich kunnen verscherpen en dat een schrijver ‘poging op poging’ waagt om de juiste toon te vinden. Maar hij verzet zich tegen schrijvers die koketteren met ‘de vlijt en het mysterie van het “vak”’.
Ook de drang tot schrijven komt aan de orde. Ter Braak vraagt zich af: ‘Moet er weer een boek ontstaan? Moet er aan de “productie” weer een exemplaar worden toegevoegd? Is het dan niet mogelijk afstand te doen van den schrijfdrang en een eerzaam burger te worden met hen, die brieven schrijven?’
‘More brains’
Wie jaargang 1934 van Forum doorbladert, komt de door Ter Braak aangesneden kwesties in verschillende gedaanten tegen. Zo blijkt de tegenstelling schrijver-burgerman – die ook in de ‘Opdracht’ al prominent aanwezig is – een favoriet onderwerp, bijvoorbeeld bij Gerard Walschap:
‘Alle kunstenaars voelen zich chronisch als ratés. Telkens als zij ophouden met schrijven, transsubstantieeren zij zich onbewust weer in het vulgaire burgermannetje, dat zij immers evenzeer als anderen zijn en loeren ontzet en argwanend naar wat zij daar weer eens gelapt hebben.’
Gerard Walschap, ‘Psycho-analyse van den raté’
Gelijk een eerbaar huisvader, thuisgekomen in een staat van complete dronkenschap, die hem onnoozel-weg had beslopen, nooit meer gerust te stellen is over wat hij wel mag geluld hebben in presentie van zijne minderjarigen, blijven zij ongerust over hun geschrijf. Zij consulteeren hun beredeneerde kunstopvattingen, mitsgaders hun geweten en stellen vast dat zij al schrijvend er eigenlijk andere opvattingen op nahielden. Waren de graphologische bewijzen niet absoluut en afdoend, zij zouden de schuld op een vreemde schuiven. Daarbij genoten zij bij ’t schrijven van een luciditeit, die alles zoo enkelvoudig, vanzelfsprekend en onbetwijfelbaar maakte, dat het hun in nuchteren toestand van gecompliceerde, sceptisch aangelegde intellectueeltjes, zeer verontrust. Aan artistiekerigheid en inspiratie wenschen zij dat de ‘leek’ intens zal blijven gelooven, maar zij zelf houden het er voor dat ijver, werkzaamheid, een lamp, een pijp en solied vakmanschap, meer waard zijn dan een koppel muzen. Vandaar chronische ongerustheid, gevoelsbevliegingen dat alles mislukt is, een ongeneeslijke hypochondrie, die waarlijk den stiel bederft.
(Forum 3 (1934), aflevering 3, p. 287)
Gelezen tegen de achtergrond van Forum vallen ook andere passages in ‘Achter de Schermen’ extra op. Met name de scène waarin de auteur twijfelt welke gerechten hij de vrouw des huizes zal laten opdienen, is opvallend uitvoerig:
‘Neen, geen nieren. Groter, hogerop! […] Wie is die bleke daar, met zijn krulhaar?
‘Hersens.’
Walglijk genoeg. Maar de regisseur vindt het ongewoon op een huiselijke tafel. Meer iets voor een restaurant.
En die dikke, die door zijn knieën zakt?
‘Lever.’
Ja, lever is goed. Lever van een oud beest, als die te krijgen is.
In de context van ‘dit litterair landschap’, dat een bladzijde verder ter sprake komt, zou dit fragment wel eens een knipoog kunnen zijn naar de herhaaldelijk in Forum gedane oproep om ‘more brains’ in de literatuur. Deze oproep was vooral bestemd voor de Vlaamse literatuur, die anno 1934 nog steeds de ‘misselijkste producten’ aan folklorisme, stijlziekte en woordkunst voortbracht, aldus Raymond Herreman.
Ook bij andere Forum-auteurs staat het verstand hoger aangeschreven dan het gevoel. En Elsschot voelde zich duidelijk aangesproken: ‘Ik geloof dat de komende generatie teveel met het hoofd schrijft en leest, te weinig met het hart. Misschien zijn hun hoofden voller dan de onze, hun harten minder gevuld?’, zo hebben we hiervoor al in een van zijn brieven gelezen.
Elsschot had niets met de ‘diepzinnigheid’ en ‘filozofie’ die van hem verwacht werd, en dus ‘kan ik die niet geven. Misschien ben ik niet meer van mijn tijd […].’