Nu is Boorman voor ons gered
In 1935 houdt het tijdschrift Forum op te bestaan. Elsschots reactie: ‘Jammer van Forum. Belachelijk tevens. ’t Heeft echter ook zijn goede zijde, want nu krijg ik tenminste geen proza van Vestdijk meer in huis.’ Om er meteen aan toe te voegen: ‘Als ik weer eens wat mocht schrijven, dan wordt het, als altijd, eerst aan Jan Greshoff onderworpen. Ik hoop je spoedig weer eens te ontmoeten.’
Die gelegenheid zou zich pas twee jaar later voordoen. Na een rondreis door Zuid-Europa van twee jaar lang was Jan Greshoff in 1937 in Brussel teruggekeerd. Samen met Vestdijk en Van Nijlen vormde hij de redactie van het tijdschrift Groot Nederland, dat in juli 1937 een aan Elsschot gewijd nummer uitbracht.
Ik ben 1 M. 68 lang en weeg 76 K.G.
Het nummer was in de eerste plaats een blijk van waardering voor de inmiddels vijfenvijftigjarige schrijver. Naast diverse bijdragen over Elsschots werk bevatte het de integrale tekst van zijn nieuwe boek Pensioen en een heuse bio- en bibliografie van de auteur, met als niet onbelangrijke bijzonderheid de vermelding van zijn lengte en gewicht, op de maand precies: ‘Lengte 1 M. 68; gewicht (Juni ’37): 76 K.G. ’
Elsschot had deze gegevens eigenhandig aangeleverd, maar was achteraf wel verbaasd dat Greshoff ze ook daadwerkelijk had afgedrukt: ‘Verdomd aardig van je. Maar wat moet men in Nederland denken zeg!’
In de bijdragen werd Elsschots reputatie van verschillende kanten belicht. Jan Schepens kende hem een unieke positie toe in de Vlaamse letterkunde als ‘de volmaakte romantechnicus, wiens constructies mathematisch verantwoord zijn’ en die ‘met apothekerspreciesheid zijn woorden doseert’, terwijl zijn tijdgenoten kwistig met woorden schilderden maar niet de kunst van een roman componeren verstonden.
Simon Vestdijk roemde Elsschot als ‘de eenige authentieke Forumdichter die ook in dat tijdschrift debuteerde, zij het met verzen van vóór 1910…’ Elsschots gedichten waren voor Ter Braak en Du Perron juist zo’n verrassing geweest – aldus Vestdijk – omdat dit hét type poëzie was dat hun tot dan toe alleen in theorie voor ogen had gestaan. Deze poëzie lag – om toch het bloemrijke proza van Vestdijk maar even te citeren – ‘diep in den grond, reeds meer dan twintig jaar lang’ als een ‘uitermate taaie wortelstok […] van het soort dat niets liever doet dan loten uitzenden dwars door steenen en afval’, de grond waarop de Forum-poëzie ‘onderwijl bloeide en bloeit’.
In Elsschot’s laboratorium
Onder deze titel bevestigde Jan Greshoff het beeld dat Elsschot in de afgelopen jaren zelf zo graag van zijn schrijverschap had verspreid. ‘Elsschot is zich nauwkeurig bewust van waar het al schrijvende om te doen is, hij weet waaróm hij schrijft zooals hij schrijft.’ Wie nog mocht denken dat hij ‘een soort natuurwonder’ was, moest er de ‘Inleiding’ bij Kaas en ‘Achter de Schermen’ nog maar eens op nalezen:
Elsschot was zo vereerd met alle aandacht dat hij Greshoff tot driemaal toe bedankte: eerst voor zijn eigen ‘mooie en gunstige kritiek’, daarna voor ‘de artikels van… al die ándere heeren’ en tot slot voor de geslaagde publiciteit: ‘Ik geloof in alle oprechtheid dat jij, als chef van de reklame-afdeeling van een wereldzaak, ontzaglijk zoudt kunnen presteeren.’
Willem Elsschot en de Idee
En Menno ter Braak? Die liet als enige een kritisch geluid horen. Zoals hij ook naar aanleiding van Tsjip al duidelijk had gemaakt, miste hij in Elsschots latere werk de ‘imponeerende gestalte’ van het Lijmen-personage Boorman, de tragische held in wie ‘de idee van Elsschots werk […] het sterkst geconcentreerd’ was. ‘In Boorman steeg Elsschot boven zichzelf uit’, aldus Ter Braak.
Eind 1937 smeedt Ter Braak zijn kritiek om tot een concreet verzoek. In een brief aan Elsschot schrijft hij:
Elsschot heeft Ter Braaks aansporing niet voetstoots ter harte genomen, want pas na ‘volhardende belangstelling’ van de kant van Jan Greshoff begon hij aan een vervolg op Lijmen:
Uiteindelijk kwam het boek er, overigens na wederom heel wat heen en weer geschrijf tussen Antwerpen en Den Haag. Op Ter Braaks advies bracht Elsschot nog verschillende veranderingen aan in Het Been – het boek waar het om gaat – om de gestalte Boorman op een geloofwaardige manier terug te laten keren in de literatuur. Daarin zou hij volgens Ter Braak uiteindelijk slagen:
De ontstaansgeschiedenis van Het Been blijft hier verder buiten beschouwing, maar brengt ons op een laatste aspect van de rol die Ter Braak en Greshoff bij de totstandkoming van Elsschots werk hebben gespeeld: hun invloed op de vorm en inhoud van zijn boeken.