Willy van der Heide, Sylvia Sillevis, Zsa Zsa Ferguson, Joke Raviera: wie was W.H.M. van den Hout?

Het bekendst is hij geworden als Willy van der Heide, schrijver van de populaire Bob Evers-reeks. Maar onder weer andere pseudoniemen schreef hij ook meisjesboeken, herdenkingspoëzie, feuilletons voor Panorama, pornoverhalen voor Candy en een romanreeks. Wie was W.H.M. van den Hout?

 

Wat moet iemand die kan leven van feuilletons voor de Panorama en jeugdboeken die hij schrijft onder pseudoniem bij uitgeverij G.A. van Oorschot? Op 4 juni 1960 probeert een zekere W.H.M. van den Hout de respectabele uitgever geïnteresseerd te krijgen voor zijn werk. Hij stuurt het typoscript van een roman met de titel Het Feest der Vaderlozen naar Amsterdam, en stelt zichzelf zonder valse bescheidenheid voor. 

 

In het briefhoofd staat ‘auteur’. In de brief zelf noemt Van den Hout zich:

 

een van de zeer weinige auteurs in Nederland, die in staat is te leven – en vrij ruim te leven – uitsluitend en alleen van romanomzet plus een occasioneel feuilleton voor de Geïllustreerde Pers, “Panorama” e.d. 

 

Maar in de boekhandel zou Van Oorschot vergeefs naar romans van Van den Hout hebben gezocht, om de eenvoudige reden dat die niet bestonden. Een klein tipje van de sluier over zijn schrijverschap licht Van den Hout op aan het slot van dezelfde alinea in zijn brief: 

 

Het ingesloten werk is het eerste deel van een serie romans in een stijl en van een opzet die niets van doen heeft met het avontuurlijke jeugdwerk dat ik tot dusver publiceerde (28 titels welke alle 28 continu in herdruk en in verkoop zijn). 

 

Veel wijzer zal Van Oorschot daar niet van geworden zijn, hij had geen belangstelling voor kinderboeken. 

 

W.H.M. van den Hout aan Geert van Oorschot, 4 juni 1960. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

En toch is het niet helemaal onmogelijk dat de naam van W.H.M. van den Hout hem vagelijk bekend voorkwam. In 1941 had Van den Hout de brochure Arnold Meijer strijdt om Nederland gepubliceerd, in 1943 de roman Bankroet van een politieke beweging. En van 1943 tot 1944 was hij redacteur van De Gil, ‘periodiek verschijnend orgaan voor nuchter Nederland’, in welk blad hij de uitdrukking Dolle Dinsdag muntte.

 

Die publicaties, en nog het een en ander meer, leidden ertoe dat hem na de oorlog door de Raad van Beroep voor de Perszuivering een journalistiek publicatieverbod van tien jaar werd opgelegd. Bovendien zat hij op verdenking van collaboratie drie jaar in voorarrest, maar hij werd niet veroordeeld. Nou niet bepaald een schrijver die in het fonds van een uitgeverij paste waarvan de oprichter en naamgever een actieve rol in de illegaliteit had gespeeld. 


Willy van der Heide, Sylvia Sillevis en Victor Valstar


Wat was dan wel dat ‘avontuurlijke jeugdwerk’? Daarvoor moeten we weten dat hij dit onder ten minste twee pseudoniemen publiceerde. De bekendste daarvan is Willy van der Heide, auteur van de in de jaren vijftig en zestig buitengewoon populaire Bob Evers-serie. Het eerste deel was al tijdens de oorlog als feuilleton verschenen in het blad Jeugd van de foute uitgeverij Opbouw. Tussen 1949 en 1960 zagen inderdaad 28 deeltjes in deze reeks het licht. Maar dat was nog niet alles, want onder de schuilnaam Sylvia Sillevis schreef hij in de eerste helft van de jaren vijftig ook nog drie meisjesboeken, waaronder het in 1955 verschenen Drie meisjes en een vakantiekamp met een omslag en illustraties van de vermaarde Hans Borrebach. 

Een gezien Van den Houts oorlogsverleden ongehoord staaltje van brutaliteit was dat hij onder weer een ander pseudoniem, Victor Valstar, in opdracht van het Airbornecomité te Oosterbeek een gedicht had geschreven bij de twaalfde herdenking van de Slag om Arnhem in 1956. Het gedicht verscheen in boekvorm op maandag 17 september, de dag van de herdenking, bij Stenvert in Apeldoorn, de uitgeverij die ook de Bob Evers-serie uitgaf.

Maurits Mok besprak de bundel op 15 oktober in het Algemeen Handelsblad. ‘Het onderwerp van het gedicht en het doel dat de uitgave wil dienen,’ zo schreef hij, ‘laten een louter literair-kritische beoordeling nauwelijks toe.’ Ondanks een aantal bezwaren (retorische kunstgrepen, voorliefde voor precieuze of vreemde woorden) vond hij het als ‘een late bijdrage aan de poëzie der bezettingsjaren (…) stellig geslaagd’. Als hij had geweten wie zich achter dit pseudoniem verschool – uit de recensie blijkt dat het hem bekend was dat het een pseudoniem was – zou zijn oordeel wel eens heel anders hebben kunnen uitvallen. 

Op 16 mei 1962 stond in Het Vrije Volk een berichtje met de kop ‘Schrijver v.d. Hout verongelukt’. Volgens dit bericht, afkomstig van het ANP, was de heer W. van der [sic] Hout, auteur van kinderboeken, om het leven gekomen bij een verkeersongeluk op de autobahn bij Düsseldorf. De volgende dag namen enkele regionale kranten dit bericht over.

Het is onduidelijk hoe dit nieuws in de wereld is gekomen. Was het een publiciteitsstuntje van Van den Hout zelf? Geheel tegen zijn gewoonte in publiceerde hij dat jaar geen nieuwe Bob Evers en in 1963 gaf hij er na Cnall-effecten in Casablanca de brui aan. Wilde hij zich aan serieuzer werk gaan wijden, zoals hij in zijn brief aan Van Oorschot deed voorkomen? 

Helaas valt niet na te gaan hoe dat meer literaire proza eruit heeft gezien, want het typoscript van Het Feest der Vaderlozen zit niet bij de brief en is ook niet te vinden op een andere plek in het Van Oorschot-archief in het Literatuurmuseum.

 

 

Zsa Zsa Ferguson en Joke Raviera

 

Van den Hout zat intussen niet stil. Dat kon hij zich niet veroorloven want hij leefde van de pen. Aanvankelijk had hij nog een redelijk inkomen uit de royalty’s van de Bob Evers-serie waarvan hij de rechten in 1967 voor ruim een ton verkocht, een beslissing waar hij later spijt van kreeg. In 1971 publiceerde hij onder de schuilnaam Zsa Zsa Ferguson de erotische roman Lizzie Scott gaat de vernieling in.

 

Toen hij door zijn geld heen raakte, begon hij onder het nieuwe pseudoniem Joke Raviera pornoverhalen te leveren aan het seksblad Candy waarvan hij redacteur was. In een van de schaarse interviews die hij heeft gegeven, vertelde hij daar het volgende over: 

 

Het gekke is dat er niets is waarover zo weinig bekend is als het wereldje van de Nederlandse sexbladen. Dat is een zeer gesloten wereld. Je denkt als buitenstaander al gauw, een redactie van een sexblad, daar zitten wilde kerels met flessen whisky achter naakte meiden aan, maar dat is onzin. […] Het is hard werken en er is een regel die altijd op gaat: je moet een sexmaniak niet aan een sexblad zetten, evenmin als een cleptomaan in een warenhuis. 
(Leeuwarder Courant, 2 november 1978) 

 

Lizzie Scott gaat de vernieling in door ‘Zsa Zsa Ferguson’, 1971, en de Candy-uitgave Het groot Joke-boek. Bekentenissen over normale & abnormale seks door ‘Joke Raviera’, 1975

 

 

In 1979 kwamen onder de naam Willy van der Heide zijn herinneringen uit: Toen ik een nieuw leven ging beginnen en andere waar gebeurde verhalen uit de jaren vijftig. Dat ‘waar gebeurde’ moet wel met een paar korreltjes zout genomen worden, de verhalen zijn een aaneenschakeling van de meest onwaarschijnlijke belevenissen. Je zou dit boek eerder een picareske roman kunnen noemen. 

 

De rest van zijn carrière verdiende Van den Hout zijn geld met vertalen. Hij begon daarmee in 1978 met Kosmonauten op de Sinaï van Zarkon (pseudoniem van de auteur Kenneth Rayner Johnson), een boek dat tot de Nederlandse titel aan toe refereert aan de bestseller Waren de goden kosmonauten van Erich von Däniken. Vanaf 1982 vertaalde hij onder eigen naam in hoog tempo thrillers, horrorboeken en sciencefictionromans van onder meer James M. Cain, William Kotzwinkle en Ken Follett. Hieraan kwam door zijn onverwachte dood op 69-jarige leeftijd in 1985 een eind. Tekenend is dat een bericht van zijn overlijden pas ruim een maand na dato in de krant te lezen was

 

 

W.H.M. van den Hout. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Blijft de vraag: wie was Wilhelmus Henricus Maria van den Hout nou eigenlijk? Een in pseudoniemen grossierende (behalve de vijf al eerder genoemde ook nog Willy Waterman en Willem W. Waterman) broodschrijver? Of een auteur die wel degelijk hogere ambities had, getuige zijn brief aan Van Oorschot?

 

Te vrezen valt dat zijn schriftelijke nalatenschap na het overlijden van zijn derde echtgenote in 1988 in de papiercontainer terecht is gekomen. Zat daar ook het typoscript van Het Feest der Vaderlozen en de antwoordbrief van Van Oorschot bij? 

 

 

 

Willy van der Heide leeft nog voort door het in 1972 opgerichte Bob Evers Genootschap. Er verschijnen nog steeds nieuwe delen in de Bob Evers-serie, die is voortgezet door Peter de Zwaan