Clara Eggink over roddels en ‘dat gepubliceer van zaken die niks met letterkunde te maken hebben’
Even geleden schreef ik een artikel over Clara Egginks boosheid jegens literatuurcriticus Guus Sötemann, die een artikel schreef over haar ex-man J.C. Bloem. In een ferme briefwisseling wijst ze hem op de ‘aperte fouten’ in het stuk, en uit ze uiteindelijk haar diepere kritiek: ze is ‘dat gepubliceer van zaken die in wezen niks met letterkunde te maken hebben’ ronduit zat. Ik kreeg de indruk dat dergelijke essays vooral bij Eggink in het verkeerde keelgat schoten omdat ze zelf nogal eens ten prooi viel aan het literaire roddelcircuit, met dank aan haar weerbarstige huwelijken met zowel J.C. Bloem als Jan Campert.
Kort na publicatie werd ik door een oplettende lezer geattendeerd op het toch wat dubieuze karakter van de uitspraak van Eggink, gezien het feit dat zij zelf in 1953 het bondige boekje Kleine grapjes over grote mensen publiceerde, met daarin ‘anecdotes en bons mots van Nederlandse auteurs’. Aan bod komen geestige vertellingen van de hand van Eggink, gegrepen uit het leven van onder meer Herman Gorter, Adriaan Roland Holst, Martinus Nijhoff, Lodewijk van Deyssel, en ook haar ‘eigen’ Campert en Bloem.
De bundel bevindt zich in het archief van het Literatuurmuseum – een rijkelijk gesigneerd exemplaar, afkomstig uit de literaire nalatenschap van Gabriël Smit, met op vrijwel iedere pagina een handtekening van een meer of inmiddels minder bekende schrijver, zoals Simon Carmiggelt, Lucebert en Hella Haasse. Her en der treffen we zelfs ongetwijfeld grappig bedoelde handgeschreven opmerkingen aan, zoals ‘Wat een grap!’ bij de handtekening van Maurice Roelants en ‘Adriaan van der Veen, ook een kleutertje!’ bij een hoofdstukje over de fratsen die Jan Campert als kleuter uithaalde. Het geeft de lezer het gevoel door een poesiealbum te bladeren, dat van hand tot hand ging in het denkbeeldige klasje waarin al deze schrijvers zich bevonden.