Brieven in tijden van afzondering
5 mei 2020, Amsterdam
Dag Roman,
Daar ben ik alweer. Ik las verder in de brieven van Vestdijk en merk dat ze in mijn hoofd blijven zitten. Zoals we al benoemden hebben Vestdijks brieven een erg zakelijke toon, die opvalt omdat hij zich tot zijn geliefde richt – toch houdt hij het vooral bij feitelijkheden, bij welke etenswaren hij wil dat zijn Ans hem per post toestuurt. De oorlog speelt amper een rol, los van de brieven lijkt Vestdijks schrijverij nauwelijks te bestaan.
En juist daarom intrigeerde dit onderdeel van zijn correspondentie me in toenemende mate. Wie die brieven van Vestdijk achter elkaar leest, kan daar een enorme rij boodschappenlijstjes uit destilleren, of een summier verhaal over zijn leven in afzondering tijdens oorlogstijd. Maar uit Vestdijks brieven valt evenzeer een verhaal te vormen dat draait om iemand die, terwijl de buitenwereld rommelt en knettert, steeds meer stilvalt en steeds minder op papier krijgt, die zich afzondert en behalve zijn zakelijke correspondentie nagenoeg niets meer produceert.
Op 23 mei 1942 schrijft Vestdijk nog hoopvol over zijn plannen voor romans en andere projecten: ‘Ik ben druk aan het werk en heb in de theaterzaal, die als leeszaal is ingericht, eindelijk een rustig plekje kunnen vinden, al is het natuurlijk niet zoo rustig als Parklaan 6, achterkamertje boven!’
Op 15 september – niet lang nadat vier mensen in het kamp zijn geëxecuteerd als vergelding voor een mislukte aanslag van verzetsstrijders, de sfeer werd kortom bedrukter en gevaarlijker – schrijft Vestdijk dat hij alleen af en toe bezig is met sonnetten, meer niet: ‘Het is een groote troost; voor proza schrijven heb ik niet de minste neiging.’ Kort daarop schrijft hij in een brief aan Ans dat hij vooral bezig is met de woorden van anderen – hij vertaalt het enige Engelse boek dat hij in handen kan krijgen. (‘Zou je ook aan Uitgeverij Contact, Prinsengracht 795, Amsterdam, willen schrijven. “Z.G. Heer De Neve. De Heer Vestdijk vraagt, of het goed is, dat hij in plaats van Robinson Crusoe voorloopig Le Grand Meaulnes, van Alain Fournier, vertaalt, daar hij geen Engelsche boeken ontvangen mag.”’)
En op 24 november, ten slotte, dus bijna op de dag af een halfjaar na zijn optimistische bericht over werkplannen, schrijft hij dat hij genoeg papier voorhanden heeft en stelt vervolgens: ‘Critieken schrijf ik maar liever niet, voorloopig. Als ik geen andere dingen schrijven kan, dan dit ook niet.’