Geen tekening maken, geen liedje zingen: Hans Vervoort wilde gewoonweg schrijven

In 1977 vroeg literair tijdschrift De Revisor verschillende Nederlandse schrijvers een zelfportret te tekenen. Een van de auteurs die een bijdrage inzond was Hans Vervoort. Thomas Heerma van Voss bekeek zijn zelfportret in het archief van het Literatuurmuseum en sprak de schrijver over die periode in zijn loopbaan. 

 

Ernstige oogopslag, brilletje, geen snedig bijschrift: het zelfportret van Rudolf Geel

Lees meer

Het is een opvallend zelfportret, al is het maar omdat het enkel uit getypte tekst bestaat. ‘Hartelijk dank voor de uitnodiging. Maar ik wil geen tekening voor u maken. Ik wil ook geen liedje voor u zingen. En als dit mij tekent dan mag u het best afdrukken in uw blad.’ Dit is het ietwat snedige antwoord dat Hans Vervoort (1939) gaf op het verzoek van De Revisor. De meesten waren keurig aan het tekenen geslagen: talloze kolderieke of heel grote zelfportretten werden teruggestuurd, sommige schrijvers maakten zichzelf juist klein of tekenden iets compleet anders dan hun eigen gezicht. Vervoort deed dit dus geen van alle. 

 

‘Alsof De Revisor een schilder zou vragen om nu eens een verhaal te schrijven, zo voelde het’

 

 

Korte context: eind jaren zestig was hij redacteur geweest van het literair-satirische studentenblad Propria Cures. Die functie had hem een contract opgeleverd bij de eigenzinnige uitgeverij Thomas Rap. Algauw kwam Vervoorts boekproductie op gang: in 1970 verscheen zijn debuut, de bundel Kleine stukjes om te lezen, erna volgden onder meer de novelle Zonder dollen (1974) en het populaire reisverslag Vanonder de koperen ploert (1975). Bij de Weekbladpers was hij opinieonderzoeker en tijdschriftenuitgever (van onder andere Vrij Nederland). Vervoort publiceerde tientallen romans, verhalenbundels en reisverhalen. Hij won geen prijzen en scoorde geen bestsellers, maar bleef wel vasthouden aan zijn onopgesmukte, toegankelijke stijl, en lang verscheen zijn werk bij gerenommeerde uitgevers: na Thomas Rap kwamen De Arbeiderspers en Nijgh & Van Ditmar. Veel van Vervoorts generatiegenoten zijn overleden, anderen worden geëerd met oeuvreprijzen. Vervoort richtte zelf in 2020 de jaarlijkse Hans Vervoort-prijs op voor ‘verhalend proza van neerslachtige en toch opbeurende aard’. Zijn laatste boeken, waaronder de bundel Olie is niet dom. 177 korte verhalen, herinneringen, invallen, bracht hij goeddeels in eigen beheer uit. 

 

‘Ik vond het een vreemd verzoek van De Revisor,’ stelt Vervoort nu desgevraagd. Hij wil niet telefoneren, maar wel per mail reageren, ‘want dan kan je er tenminste even over nadenken, wat aan de telefoon nooit gebeurt’. Ik stuur hem enkele vragen en krijg opvallend snel gedetailleerde, soms zeer uitgebreide antwoorden retour, waarmee gemakkelijk drie artikelen gevuld kunnen worden. ‘Alsof De Revisor een schilder zou vragen om nu eens een verhaal te schrijven, zo voelde het. Maar ik kon toch meedoen, want ik vond een verbaal alternatief voor het zelfportret.’

 

 

Geen tekening maken, geen liedje zingen – Vervoort wilde gewoonweg schrijven. ‘Ik was pas kort gestopt als directielid van onderzoeksbureau Inter/view. Ik kon het allemaal niet meer aan: een jong gezin, een drukke baan en ook nog willen schrijven. Ik kreeg last van paniekaanvallen. Ambitieus vond ik mezelf niet, bij mijn eerste bundel ging ik er eigenlijk meteen van uit dat dat mijn verzameld werk zou zijn. Maar daarna begon ik toch na te denken over nieuwe boeken. Ik bedong een vierdaagse werkweek bij de Weekbladpers, zodat ik een lang weekend had voor mijn schrijven. Maar die vrije dag ging meestal op aan mijn gezin. En ik merkte dat het weinig zin had om zo verbrokkeld aan een roman te schrijven. De personages veranderden dan onderweg van naam of uiterlijk, het werd allemaal niks.’ 

 

Nou ja, niks, dat valt te bezien: vanaf zijn debuut bleef Vervoort publiceren, anders was hij natuurlijk ook niet voor dat zelfportret gevraagd. Hij trok op met generatiegenoten: in die jaren zeventig had hij veel contact met andere beginnende schrijvers zoals Mensje van Keulen, Guus Luijters, Tim Krabbé, Theodor Holman (winnaar van de Hans Vervoort-prijs 2023), zo nu en dan Jeroen Brouwers. ‘Toen hoorde ik er echt bij, ja, en ik kon de Nederlandse literatuur ook goed bijbenen,’ laat Vervoort weten. ‘Maar nu allang niet meer. Dat heeft met allerlei dingen te maken, zoals de enorme toename van het aantal titels, en dat alle aandacht tegenwoordig uitgaat naar de paar bestsellers.’ 

 

Over het boekenvak heeft Vervoort veel te delen. ‘Het gaat slecht. Tot pakweg zestig jaar geleden was de literaire markt heel klein. Er bestond een aantal serieuze uitgeverijen met een kleine stal van schrijvers die ze simpelweg goed vonden. Als je eenmaal bij een uitgeverij zat kon je erop rekenen dat ze alles van je wilden publiceren, verkoop deed er weinig toe. Toen werd literatuur groter, de top 10 deed zijn intrede, en verkoopcijfers zijn steeds belangrijker geworden. Uitgevers brengen nu heel veel titels uit in de hoop dat er iets bij zit dat zal opvallen. Voor schrijvers is deze ontwikkeling rampzalig. Je bent ófwel een succes ófwel niks, en in dat laatste geval zal de uitgever je vroeg of laat lozen. Ik heb te doen met jonge schrijvers van nu. Of een boek aanslaat heeft allang geen relatie meer tot de literaire kwaliteit. Een goede maar contact-schuwe schrijver kan het schudden.’

 

‘Zoals iedereen wil ik wel gezien worden. En ik wil gelezen worden’

 

Het moge duidelijk zijn: tot die laatste categorie rekent Vervoort zichzelf. ‘Kijk, als jongeman kwam ik al tot de conclusie dat God niet bestaat en dat het leven zinloos is. Maar zoals iedereen wil ik wel gezien worden. En ik wil gelezen worden.’ Mede daarom zette hij een groot deel van zijn oudere, niet meer leverbare titels gratis online als e-book. ‘Die zijn erg vaak gedownload. Hopelijk vinden ze zo toch nog een beetje hun weg.’ En de Hans Vervoort-prijs riep hij in het leven om schrijvers te belonen ‘die gewoon goed vertellersproza schrijven’. ‘Literair succes is nu eigenlijk alleen nog voorbehouden aan schrijvers met een goede televisiebabbel.’ 

 

Vervoort: ‘Er kan natuurlijk nooit genoeg leesbaar proza geschreven worden. En toen mijn vrouw en ik een paar jaar geleden verhuisden, bleek onze woning, waarvoor we in 1969 zestigduizend gulden betaalden, 1,8 miljoen euro op te brengen. Nu besteed ik een deel van die rijkdom om vakbekwame schrijvers te belonen. De prijs loopt via mijn website en dat is natuurlijk opzet, want zo breng ik ook mijn eigen werk nog wat onder de aandacht.’ 

 

Hoe kijkt Vervoort naar het succes van collega’s die anders dan hijzelf wel hun hele leven verbonden bleven aan gerespecteerde uitgeverijen, prijzen wonnen? ‘Enige jaloezie voel ik natuurlijk wel, maar ik weet ook hoe hard bijvoorbeeld Mensje [van Keulen] heeft moeten werken voor haar bekendheid. Al die optredens! Toen ik in de jaren zeventig een beetje naam maakte belden boekhandels op om te vragen of ik kwam voorlezen. Doodeng! Ik heb in mijn jeugd bijna vier jaar doorgebracht in een Japans interneringskamp: als je daar als kind een fout maakte, bijvoorbeeld je nummer bij het appèl verkeerd riep, dan kreeg je moeder een klap. Ik was dus steeds bezig met niet opvallen. Later merkte ik dat ik er slecht tegen kon als mensen naar me keken. Pas toen ik achtenveertig was, ben ik bij mijn werk als bladenuitgever weleens voor een groep gaan staan, en merkte ik tot mijn verbazing dat ik dat eigenlijk goed kon. Daarna durfde ik ook op te treden als schrijver. Maar toen was mijn bekendheid al tanende en kwamen er zelden nog uitnodigingen.’

 

 

Hans Vervoort gefotografeerd door Tom van Veen

 

Een paar dagen later laat Vervoort per mail weten dat er welbeschouwd iets vergelijkbaars geldt voor zijn oeuvre: dat kwam ook pas met vertraging werkelijk op gang. ‘Na mijn vervroegd pensioen in 2000 had ik eindelijk alle tijd om te schrijven. En schreef ik ook veel. Maar ja, toen was ik al oud.’ Hij haalt zijn novelle Eerlijk is vals aan, waarover Max Pam in 2001 beweerde dat die het Boekenweekgeschenk had moeten zijn. En zijn toenmalige uitgever Vic van de Reijt, die zei: ‘Niemand kent je meer, Hans, dat hoorde ik van onze vertegenwoordigers. Maar niet getreurd, je volgende boek gaat zeker beter.’ Vervoort: ‘Helaas werd ook van dat boek weinig verkocht. Ja, dat had je kunnen weten, zei Vic van de Reijt toen. Korte verhalen, dat verkoopt allang niet meer!’ 

 

Nadat Van de Reijt stopte, gaven de overgebleven Nijgh-redacteuren ‘geen enkel signaal’ dat ze op zijn schrijven zaten te wachten. Bij De Arbeiderspers was hem ook zoiets overkomen: ‘Toen uitgever Theo Sontrop met pensioen werd gestuurd, keken zijn opvolgers niet bepaald uit naar nieuw werk van mijn hand.’ Recenter kwam Vervoort terecht bij de bescheiden uitgeverij Conserve, ‘totdat ook uitgever Kees de Bakker met pensioen ging’. ‘Vervolgens heb ik een paar boekjes in eigen beheer gepubliceerd. Tot mijn verrassing kreeg ik toen een mail van uitgeverij Brooklyn, die mijn laatste roman Zo tedere schade heeft uitgegeven. Daar werden vijfhonderd exemplaren van verkocht. Dat bevestigde mijn vermoeden: ik kan het eigenlijk geen uitgever meer aandoen een boek van mij uit te brengen.’

 

Als hij nu kijkt naar die Revisor-namen en die zelfportretten, als hij denkt aan andere generatiegenoten, ziet hij bijna uitsluitend vergeten schrijvers voor zich

 

Toch is hij best tevreden over hoe dingen sinds dat zelfportret zijn gelopen. ‘Deels, ja, omdat ik toch een paar goede boeken heb geschreven die hopelijk nog eens herontdekt gaan worden. Maar ik heb lang moeite gehad mijn schrijven te combineren met mijn vaste werk en uit angst weigerde ik heel lang om de wereld in te gaan. Daardoor heb ik eigenlijk nooit enig contact met mijn lezers gekregen. Het hielp ook niet dat ik de jaren negentig acht jaar helemaal niks uitbracht.’ 

 

Als hij nu kijkt naar die Revisor-namen en die zelfportretten, als hij denkt aan andere generatiegenoten, ziet hij bijna uitsluitend vergeten schrijvers voor zich. ‘Carmiggelt: wordt nog amper gelezen. Johan Fabricius vond ik een goede verhalenverteller, maar zat tijdens zijn leven al in de vergetelhoek. Monika Sauer publiceert tegenwoordig in eigen beheer, kon geen uitgever meer vinden. En waar is Jan Kal gebleven? Marijke Höweler, Joop Waasdorp? Waar zijn ze?’

 

En de 84-jarige Vervoort zelf, wat doet hij tegenwoordig zoal? In elk geval leest hij zijn oude lijfblad Propria Cures, waarmee het voor hem als schrijver allemaal begon, niet meer. ‘Het wordt me nog keurig opgestuurd, maar aan lezen kom ik niet toe. Als ik het doorblader, vind ik het allemaal nogal kinderachtig. Drukte om niets. Maar dat heb ik ook bij al die columnisten die de kranten inmiddels vullen.’ En schrijft hij nog? ‘Af en toe nog een stukje op mijn Facebook-pagina. That’s it. Maar wie weet krijg ik nog eens de geest. Ik heb nog genoeg te vertellen.’ 

 

Het zelfportret van Hans Vervoort