Slechts de helft van zijn hoofd is zichtbaar. Eén oog, een halve bril, een halve mond, een halve neus, een halve bos krullen – zo tekende de toen 32-jarige Nicolaas Matsier zichzelf in 1977, op een papier waarvan het rechterdeel blanco bleef. Het kost hem geen moeite om de tekening in gedachten terug te halen, hij herinnert zich nog scherp dat hij die maakte.
‘Maar wat ik ermee bedoelde? Of ik er iets mee bedoelde? Geen idee. Volgens mij was mijn gedachte dat je bij doorschijnend papier alsnog twee helften van mijn gezicht zou zien. Maar ja, dat slaat ook niet echt ergens op, want dan heb je twee ogen die allebei een andere kant op kijken. Sommige andere schrijvers bleken bij dit projectje echt heel goeie tekenaars, zoals Carmiggelt. Ik niet. Ik tekende mezelf heel vlug en onnadenkend, binnen een paar minuten was ik klaar. Ik vond het een leuk, raar verzoek. Sowieso was het een mooie tijd, waar ik graag aan terugdenk, want bij De Revisor gebeurde van alles. En voor mij begon daar ook heel veel.’