Het is moeilijk om Jan Kal te bereiken. Zijn mailadres geeft geen respons. Op Facebook plaatst hij geregeld filmpjes en nos-nieuwsberichten over internationale politiek, en soms door hemzelf vertaalde songteksten in sonnetvorm. In de loop der jaren stuur ik hem zeker tien Facebook-berichten, die hij vrijwel meteen ziet en nooit beantwoordt. Telefoonnummer? Ik kan het nergens vinden. Aan iedereen die ik interview vraag ik naar Kal. Niemand weet het. Eén schrijver meent hem laatst in de supermarkt gezien te hebben, maar weet het niet zeker, deze verschijning zag er ‘wel erg oud en kwetsbaar’ uit.
Via via verneem ik dat het fysiek slecht gaat met Jan Kal. Een ander attendeert me op een sterfgeval van eind 2022: toen overleed een dakloze vriend die jaren bij Kal verbleef, in de woning waar Kal zelf nog steeds woont. De Volkskrant berichtte over de zaak en beschreef uitgebreid de verwaarloosde staat van Kals appartement. Navraag bij Kals uitgeverij Nijgh & Van Ditmar leert me dat zijn nieuwe poëziebundel Nachtbioscoop al jaren wordt uitgesteld, omdat hij de definitieve versie telkens niet inlevert. ‘Jan is altijd al moeilijk bereikbaar geweest,’ schrijft een redacteur me desgevraagd, die belooft als ze hem ziet mijn interviewverzoek door te geven. ‘En het wordt alleen maar moeilijker. Hij komt ook nooit meer op de uitgeverij.’
Ik begin ervan uit te gaan dat mijn pogingen definitief tot niks leiden, dat ik Kal (1946) nooit kan interviewen. Maar juist voor dit laatste argument blijkt hij gevoelig. Zodra ik meld dat er een boekje gaat verschijnen waarin al zijn generatiegenoten wel aan het woord komen, laat Kal van zich horen. Eerst ontvang ik de langste e-mail die ik ooit in mijn leven heb gekregen: over zijn poëzie en De Revisor, over de tekening die nog zo helder in zijn hoofd zit, over mijn vader en grootvader, die hij beiden uit de verte gekend blijkt te hebben, over zijn nooit afgeronde studie geneeskunde, over voormalig uitgever en goede vriend Vic van de Reijt die hem ooit zei: ‘Ze proberen een loser van je te maken, Jan, maar je bent een winner.’ Na duizenden woorden schrijft Kal: ‘Het lijkt misschien of dit uitgebreid is, maar het is juist kort.’ En: ‘Om redenen waarvoor nu de tijd ontbreekt het uit te leggen wil ik jou, noch iemand anders thuis ontvangen.’


