Willem Jan Otten is niet thuis. Op het afgesproken tijdstip meld ik me bij het adres dat hij me weken geleden mailde, maar in de deuropening verschijnt de vrouw met wie hij sinds 1978 getrouwd is, schrijver Vonne van der Meer. Ze verontschuldigt zich namens haar man, zegt dat hij momenteel veel vergeet, en ontvangt me alsnog in hun appartement op de twaalfde etage van een fraaie woontoren, met weids uitzicht over de Sloterplas. Wat blijkt: Ottens moeder is drie dagen geleden overleden. Door alle hectiek vergat hij onze afspraak te annuleren. Van der Meer zet thee en wijst naar een woontoren iets verderop. ‘Daar woont ze. Woonde. We konden aan de lichten altijd precies zien of ze nog wakker was.’ Nu is het er donker. Otten moet momenteel vooral veel regelen, onder meer voor de uitvaart over enkele dagen. Zijn vader en broer leven niet meer.
Enkele weken later doet Otten zelf de deur van het appartement open. De uitvaart ‘was goed’ en hij zegt: ‘Ik begreep van Vonne dat jij een theedrinker bent.’ Ditmaal is zij niet thuis. Otten schenkt twee mokken vol, we gaan zitten in de opgeruimde woonkamer. ‘Toen we hier dertien jaar geleden gingen wonen, hebben we onder de bezielende leiding van Vonne heel veel spullen weggedaan, dit is ongeveer een derde van wat we ooit hadden.’ Ernstig: ‘Ik spreek nu vanuit een raar soort stemming. Momenteel word ik compleet bezet door het leven van mijn moeder.’ Hij zegt dat het de afgelopen maanden heel intens was geweest om voor zijn moeder te zorgen. ‘Ik ben veel minder met mezelf bezig, kortom. En mijn geheugen is sowieso heel slecht.’
‘Gisteren heb ik weer de hele dag tussen de nagelaten boeken en schilderijen van mijn moeder gezeten. Wat wilde zij ermee? Wat moet ik ermee? Die dingen houden me bezig, dus ik weet niet of ik tegen jou zinnige dingen kan zeggen. Eigenlijk is dit een waarschuwing. Als jij denkt: nee, die man is te aangeslagen of te vergeetachtig, dan moet je het eerlijk zeggen.’ Vijf minuten later zegt Otten dat hij het toch ook wel ‘heel fijn’ vindt om even ‘aan iets anders te denken’ dan aan zijn moeder, en ‘om terug te denken aan hoe dingen eigenlijk zijn gelopen’.