Artikelen

Het Literatuurmuseum heeft tal van vulpennen, potloden, balpennen en een grote collectie typemachines in beheer, en zelfs complete computers. Christiaan Weijts dook het depot in voor een reeks essays over schrijfgerei.  

De correspondentie tussen Simon Carmiggelt en Karel van het Reve (een stuk minder bekend dan die tussen Carmiggelt en de andere Reve-telg) ademt waardering. John-Alexander Janssen bekijkt de brieven en kaarten in het Literatuurmuseum.

In 1958 zagen 59 jonge dichters hun poëzie verschijnen in de door Ad den Besten samengestelde bloemlezing Dichters van morgen. Een beloftevolle titel, maar van de meesten werd daarna nog zelden gehoord. 

Tientallen lezingen gaf schrijver Fré Dommisse in de jaren 30 en 40 over haar ervaringen als psychiatrisch patiënt. Openhartig sprak en schreef ze over de schaamte, de afzondering, de eenzaamheid. 

Tussen 1948 en 1950 onderhield Anna Blaman een affaire met collega-schrijfster Marie-Louise Doudart de la Grée. Hanna Bervoets liet zich door hun intieme correspondentie inspireren tot een drietal stukken: scènes uit een informeel huwel...

Aan de hand van ‘Dat Boelgedicht’ neemt Alfred Birney je mee in de wereld van Edgar Cairo. Hij concludeert dat zijn werk nog fier overeind staat. Laat je gerust literair boelen, er zijn nog kamers vrij!

In 1956 schrijft de Zuid-Afrikaanse dichteres Elisabeth Eybers een brief naar uitgever Geert van Oorschot. Het is de start van een intieme correspondentie. Thomas Heerma van Voss las de ontroerende brieven en zag de liefde komen – en gaan.

In de winter van 1933 legde Willem Elsschot opgewekt de laatste hand aan zijn nieuwe novelle Tsjip. Maar de publicatie ging gepaard met de nodige worstelingen, blijkt uit zijn briefwisselingen. Een troost om die te lezen.

Rond de jaarwisseling van 1963-64 had Bob den Uyl een uitgebreide nieuwjaarswens ontvangen van zijn goede vriend, beeldend kunstenaar Mathieu Ficheroux. Die kon hij natuurlijk niet onbeantwoord laten.