Introductie
Gerrit Komrij is onmiddellijk te herkennen aan het feit dat hij een masker draagt. Om dat te zien, hoef je niet eens zo heel goed te kijken. Alles onecht noemde hij een bloemlezing uit zijn eigen gedichten. De buitenkant gaf hij als titel aan een boek voor Privé-domein, de reeks waarin egodocumenten aan de wereld worden gepresenteerd maar waarvoor Komrij juist louter interviewfragmenten selecteerde. Het lijkt wel alsof Gerrit Komrij zich een schrijversleven lang wilde verstoppen.
Hij noemt zichzelf ‘een gelukkige schizofreen’. Hij minacht de macht, maar werd de eerste Dichters des Vaderlands. Schoonheid is zijn belangrijkste drijfveer, maar hij keek een jaar lang tv en hield nooit op lelijkheid aan te wijzen.
Wanneer hij de indruk krijgt dat homoseksualiteit wel heel enthousiast wordt opgepikt door ‘de gewone Nederlander’, vraagt hij zich af of de acceptatie van bijvoorbeeld Jos Brink niet juist een veeg teken is. Het was niet de bedoeling als homo een ‘nationaal knuffeldier’ te worden. In 1998 houdt hij hierover een dwarse lezing (‘Waarom zijn Nederlanders zo dol op homoseksuelen?’). En juist dit dwarse verhaal is een van de weinige plekken waarin hij schrijft over hoe het besef ontstond dat hij als homoseksueel afweek van de meerderheid. Natuurlijk was zijn geaardheid geen keuze, maar het omarmen van de ‘culturele component’ was dat wel, een keuze die hij vol overtuiging maakte. En opeens gaan Gordon en Gerard Joling met het etiket aan de haal! En ondertussen heeft Komrij, vanwege de compleet vanzelfsprekende manier waarop het thema door zijn werk loopt, zelf het nodige bijgedragen aan die acceptatie.
We treffen hem op deze tentoonstelling als dichter, tv-kijker, boekpromotor, bloemlezer, uitgever, reiziger en toen het niet anders kon, zelfs een keer als aanklager voor de rechter. Het masker gaat wel eens af – maar je weet nooit helemaal zeker wie of wat zich daaronder bevindt.