Gerard Reve’s schrijverschap werd, zo zei hijzelf in zijn dankwoord, ‘gekenmerkt door felle strijd’. Het was 26 augustus 1969, hij bevond zich in het Muiderslot. ‘Een strijd tegen de chaos binnen en buiten mij, om orde,’ sprak hij. ‘Een strijd tegen onbewustheid binnen en buiten mij, om bewustwording, een strijd tegen eigen en anderer onbegrip, om begrip en; in eerste en laatste instantie: een strijd tegen eigen en anderer afwijzing, om erkenning.’
Over die erkenning hoefde Reve (1923-2006) op deze augustusdag niet te klagen, merkte hij fijntjes op, maar hoe zat het met zijn verdere strijd? Die voerde hij naar zijn idee nog steeds. Dit dankwoord was tevens een uiteenzetting over zijn schrijfwerk en over de verkeerde percepties die hij daaromheen waarnam. In een krappe tien minuten presenteerde Reve zichzelf als een ‘romantisch-decadent’ schrijver die door de buitenwereld structureel verkeerd werd begrepen. En die eigenlijk geen zin meer had zich tegen de misverstanden te verzetten.