Nog niet eerder ontroerde een schrijfmachine me zo als die van Biesheuvel

Na het overlijden van Maarten Biesheuvel werden de laatste manuscripten, brieven en andere spullen uit zijn literaire nalatenschap naar het Literatuurmuseum gebracht. Zo ook zijn trouwe schrijfmachine waar, al zou je het willen, geen verhalen meer uit te halen zijn. 

 

In het universum van Maarten Biesheuvel is alles waargebeurd

Lees ook

Op de voorlaatste dag van juli 2020 overleed Maarten Biesheuvel, die voor zijn schrijversnaam zijn initialen gebruikte. Maar eigenlijk was J.M.A. Biesheuvel al langer geleden verdwenen. In een van de laatste interviews die hij gaf, met NRC Handelsblad, vertelt hij over zijn aanhoudende onvermogen om een verhaal te schrijven. Het is ontroerend, pijnlijk om te lezen.  

 

Ik zit maar de hele dag. En liggen. En om me heen kijken. Ik ben zo droevig. Ik wil wel schrijven, maar het gaat niet. Ik heb vier jaar niet geschreven. Ik vind het afschuwelijk hoor, dat ik niks meer heb om over te schrijven. Nee hoor, het is geen bevrijding voor me dat het niet meer hoeft. Het is ook geen writer’s block, ik ben gewoon kapot door de dood van Eva. En dáárover schrijven kan ik niet. Ik was na de dood van Eva helemaal kapot. Ben ik nog steeds, en ik raak niet meer heel.

 

Ondertussen willen we nog wel heel graag Biesheuvel lezen: in 2020 verscheen de zesde druk van Reis door mijn kamer, en in 2019 verscheen zelfs een nieuw boek, met documenten, teksten, brieven die niet eerder waren gepubliceerd, voor een deel gebaseerd op documenten uit de collectie van het Literatuurmuseum. Want een groot deel van de nalatenschap bevond zich al in Den Haag: het oeuvre van schrijver J.M.A. Biesheuvel was al voltooid.


In de weken na Biesheuvels overlijden, werd Sunny Home, het huisje waarin hij zo lang met Eva had gewoond, opgeruimd, en zo kwamen ook de laatste manuscripten, brieven en schilderijen naar Den Haag. En ook de schrijfmachine.


Het is een Remington – daarvan heeft het museum er al enkele. Die van Simon Vestdijk, waarvan de letter ‘t’ haperde, zodat er manuscripten zijn waarin honderden ‘t’s’ handmatig zijn ingevuld. Die van P.C. Boutens, waarop – heel anders dan op die van Vestdijk – nooit een woord te veel werd getikt. 


Maar die van Biesheuvel is een geval apart – en net zo ontroerend als wat hij vertelt over zijn onvermogen om te schrijven. Deze Remington 1616 (bouwjaar 1936) vertelt hetzelfde verhaal. Alles had hij erop geschreven, ‘geramd’ zelfs, in de jaren zeventig, alle klassieke verhalen die nog steeds worden herdrukt. Maar het ding is stoffig, zeg maar gerust smerig. Niet alleen dat: het lint hangt er los bij, en er is een cluster aan armpjes dat in de knoop geraakt lijkt. Op het toetsenbord is het ook te zien, een handvol toetsen is tegelijk ingedrukt – en zit nu vast. Al zou je het willen: aan deze schrijfmachine valt geen verhaal meer te onttrekken.

 

De Remington van Maarten Biesheuvel. Collectie: Literatuurmuseum

 

Ik ging op zoek naar de laatste teksten die het apparaat hadden verlaten, maar die waren niet te vinden in de dozen die van Sunny Home naar het Literatuurmuseum waren vervoerd. Wel veel ander prachtig materiaal: een bakje met spulletjes dat zo te zien op het bureau heeft gestaan; met een ketting, een notitieblokje en ook een karakteristieke rode bril, waarvan blijkbaar al in een veel eerder stadium werd besloten dat hij naar Den Haag moest komen: de blauwe Post-It met daarop ‘L.M.’ zit er zo te zien al een tijdje op. 

 

Bakje met spulletjes van Biesheuvel, bestemd voor het Literatuurmuseum

 

Ook de papieren zijn de moeite waard voor wie graag over de schouder van de schrijver op het bureau meekijkt: typoscripten, correcties, uitgeefpapieren, ideeën, aantekeningen: het is allemaal in overvloed aanwezig, zoals deze versie van het verhaal ‘Van de man die zelf een wolk was.’ 

Typoscript ‘Van de man die zelf een wolk was’. Collectie: Literatuurmuseum

 

Alleen ziet dit er niet uit alsof het op een Remington is geschreven. Dit is veel te regelmatig voor de klassieke machine. Er is geen hoofdletter die iets uit het lood staat; het lettertype lijkt ook moderner: dit heeft de regelmaat van een elektrische machine. Vermoedelijk is deze versie van het verhaal uit In de bovenkooi netjes op de uitgeverij overgetypt, om zetklaar gemaakt te worden. 


Voor de versie uit de Remington ga ik naar de Biesheuvel-collectie waarover het Literatuurmuseum al veel langer beschikt. En daar is-ie, onmiskenbaar, het begin van het verhaal over de man voor wie de zin van het leven zo ongrijpbaar was, dat hij in een wolk veranderde. 

Typoscript van de Remington. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Bijna vijftig jaar oud is het – op een machine die toen bijna veertig jaar oud was. 


Vaak hebben de schrijversvoorwerpen in het Literatuurmuseum een anekdotische waarde, zoals de stofzuiger van Vestdijk, waaraan een heerlijke anekdote zit die inmiddels iedereen wel kent, maar zo niet, lees erover bij Roman Helinski. Of de ‘kijkdozen’ van C. Buddingh’, die hij maakte wanneer hij vast zat met zijn schrijfwerk (lees erover bij Alma Mathijsen). Ik hou zelf ook erg van het carnavalskostuum van Louis Couperus en de fles wijn die ooit verscheen als een aflevering van Barbarber. En de schrijfmachines zijn prachtig: die van Hella S. Haasse, die van Joost Zwagerman (de sticker van de winkel in Alkmaar zit er nog op, te zien in de Vergaderzaal van het museum).

 

Maar nog niet eerder ontroerde een schrijfmachine me zo als die van Biesheuvel. Omdat het hulpeloze apparaat bijna net zo goed vertelt als Biesheuvel het zelf kon: hier zal nooit meer een verhaal uit komen.