Het onderbroken misdaadverhaal van Simon Vestdijk
De muren, de vloeren, het plafond en de tafel van mijn oude huis kraken en piepen op willekeurige momenten en alles piept en kraakt tegelijk als het buiten stevig waait. Mijn grote ramen met enkel glas liggen aan de straatkant. Als de tram voorbijdendert wordt elk geluid dichtbij een paar tellen overstemd. Ondanks het gezucht van mijn huis en die trams kan ik goed werken in mijn woonkamer. Ik behoor nu eenmaal niet tot de groep schrijvers die absolute stilte nodig heeft om zijn hoofdstukken op papier te krijgen. Sterker nog, een beetje reuring om me heen bevordert de productiviteit. Ik schreef voor de coronacrisis graag in volle cafés waar baby’s huilen en relaties worden verbroken.
Ik ken de verhalen over schrijvers die glasvezelkabels uit hun huis slopen omdat ze menen dat er een ruis te horen is. Auteurs die verwarmingsbuizen te vaak laten luchten en die hun koelkast overdag uit trekken. Desondanks gaat het schrijven nog steeds slecht, want op grote hoogte scheren vliegtuigen over, op straat schieten scooters voorbij en in de nok van het huis knagen muizen aan het isolatiemateriaal. Wanneer ik hoor of lees over lawaai-ergernissen die zorgen voor schrijfblokkades, moet ik gniffelen. Ik ben geneigd te denken dat deze schrijvers zich aanstellen. Zoals tennissers
wanneer ze absolute stilte eisen bij het serveren.
Toen ik pas een collega mild aan het uitlachen was die klaagde dat de hond van de bovenbuurman te hard liep, vroeg hij: ‘Ken je dat verhaal van de stofzuiger van Vestdijk eigenlijk?’
Nee.
Vestdijk ergerde zich kennelijk mateloos aan geluiden als hij schreef. Daarom ontwikkelde hij de gewoonte om zijn stofzuiger naast zich aan te zetten. Het monotone geluid dat eruit kwam maakte dat alle onregelmatige geluiden min of meer verdwenen. Jarenlang heeft hij geschreven met die stofzuiger naast zich. In het archief van het museum liggen de oordoppen die hij hierbij schijnt te hebben gedragen. Thermometerhulsjes met watten erin gepropt.
De bewuste stofzuiger behoort ook tot de collectie van het Literatuurmuseum. Een conservator loodst me de opslagruimte binnen met daarin schilderijen, tekeningen en enkele andere opmerkelijke voorwerpen. Ik ga door de knieën bij de stofzuiger, en bekijk het ding. Een oud, robuust exemplaar dat nog aardig glimt. Van Deense makelij, merknaam Nilfisk. Ik laat me vertellen dat in 1998 nog een Deense monteur is ingevlogen om de zuiger, die kapot was, te maken, zodat de bezoekers het echte geluid konden horen. Dat voorrecht is mij nu niet gegund, want het snoer ontbreekt. Een tijdje kijk ik met de conservator naar de Nilfisk, maar het is een doodgewone, oude stofzuiger van metaal. Niks bijzonders aan te zien. Ik ben eerlijk gezegd meer gegrepen door het voorwerp dat ernaast ligt: een verlopen knuffelkonijn, uit welk boek laat zich raden.