Wat moet iemand die kan leven van feuilletons voor de Panorama en jeugdboeken die hij schrijft onder pseudoniem bij uitgeverij G.A. van Oorschot? Op 4 juni 1960 probeert een zekere W.H.M. van den Hout de respectabele uitgever geïnteresseerd te krijgen voor zijn werk. Hij stuurt het typoscript van een roman met de titel Het Feest der Vaderlozen naar Amsterdam, en stelt zichzelf zonder valse bescheidenheid voor.
In het briefhoofd staat ‘auteur’. In de brief zelf noemt Van den Hout zich:
een van de zeer weinige auteurs in Nederland, die in staat is te leven – en vrij ruim te leven – uitsluitend en alleen van romanomzet plus een occasioneel feuilleton voor de Geïllustreerde Pers, “Panorama” e.d.
Maar in de boekhandel zou Van Oorschot vergeefs naar romans van Van den Hout hebben gezocht, om de eenvoudige reden dat die niet bestonden. Een klein tipje van de sluier over zijn schrijverschap licht Van den Hout op aan het slot van dezelfde alinea in zijn brief:
Het ingesloten werk is het eerste deel van een serie romans in een stijl en van een opzet die niets van doen heeft met het avontuurlijke jeugdwerk dat ik tot dusver publiceerde (28 titels welke alle 28 continu in herdruk en in verkoop zijn).
Veel wijzer zal Van Oorschot daar niet van geworden zijn, hij had geen belangstelling voor kinderboeken.