‘Ik kan net zo goed in een mortuarium schrijven’
In de serie ‘De Schepping’ laat dagblad Trouw kunstenaars aan het woord over hoe en waar hun werk tot stand komt. Schrijver Ernest van der Kwast kiest voor elke roman een andere werkplek uit. Zijn nieuwe roman schrijft hij in het kleinste brugwachtershuisje in de Rotterdamse Parksluizen: een glazen hokje van acht vierkante meter, zonder wc. Maar het kan nog altijd extremer, vertelde hij in het interview.
'O, ik kan net zo goed in een mortuarium schrijven. Ik kan op de raarste plekken werken. Mijn roman “Giovanna’s navel” heb ik in een slachthuis in Italië geschreven. Nu ben ik de zoon van een patholoog-anatoom, dus ik schrik niet zo snel van bloederige taferelen. Aan mijn vorige boek “De ijsmakers” heb ik gewerkt vanuit een voormalige dienstbodewoning. Dat beviel goed. Ik zit hier maar tijdelijk, ik overweeg sterk om opnieuw in die woning te gaan zitten. Het maakt me niet veel uit waar ik schrijf, als ik maar geen internet tot mijn beschikking heb, dat leidt te veel af. Ik zit ook niet graag thuis te schrijven. Daar ga ik andere dingen doen. Ik ben een tamelijk vlijtige huisman, mijn vriendin is verloskundige, dus ik ben de vliegende kiep thuis. Wat dat betreft is er met de emancipatie wel iets veranderd voor een schrijver. Louis Couperus hoefde geen luiers te verschonen en kon al om twaalf uur op een terrasje gaan zitten. Ik doe de was of de strijk maar boeken en kranten vormen thuis ook een verleiding. Ik ben ook veel tijd kwijt aan mail die de hele dag binnenkomt. Dat heb ik hier niet. Ja, mijn telefoon heb ik hier. Maar kijk: Facebook en Twitter zijn er al af. Al kan het altijd extremer; Jonathan Franzen had voor hij ging schrijven zijn wifi-kaart uit zijn laptop gesloopt, las ik. Rust, daar gaat het om.'
> Lees het hele interview