Maar de vreugde over de uitgave bleef niet zo ondubbelzinnig, want het ging wel heel snel allemaal. Het feit dat er nu opeens een kritische auteur in het proces was opgedoken, was voor Contact beetje onpraktisch. Ze wordt uitgenodigd voor een gesprek op kantoor, waar met enthousiasme over de uitgave wordt gesproken en plannen voor de toekomst worden gemaakt. Het duurt even voordat de uitgeverij een contract stuurt en Witstein is er niet blij mee: ‘Gisteren bij thuiskomst lag het contract van Contact op me te wachten. ’t Is zeer teleurstellend,’ schrijft ze Tiessen. Tijdens het gesprek was het veel rooskleuriger voorgesteld dan nu op papier is vastgelegd. ‘Ik begrijp overigens L[ekkerkerker] niet. Is dat zo’n fantast? Waarom zulke mooie voorspiegelingen gedaan?’
Er ontspint zich een korte discussie en het voorschot gaat weer wat omhoog, maar de percentages blijven hetzelfde. Uitgever Gilles de Neve legt in een wat pinnige brief uit: ‘Tegen het inkorten van de optietermijn van drie jaar tot twee desnoods één jaar, hebben wij geen bezwaar. De verhouding tusschen auteur en uitgever heeft alleen dan zin, indien beide partijen de samenwerking op prijs stellen.’
Daarna verschijnt Bekentenis aan Julien Delande in 1946 in de Proloog-reeks. Het is een korte en stevige novelle, die met waarderende woorden werd ontvangen door W.F. Hermans en Anna Blaman (met wie ze bevriend raakte). De grootste lof kwam misschien wel in de vorm van een negatieve recensie voor het tijdschrift Ontmoeting, dat zich stoorde aan de ‘infame moraal’ maar wel moest vaststellen dat het ‘onbegrijpelijk knap geschreven en even onbegrijpelijk knap van bouw en psychologie’ is.
Toch was dit niet het begin van een carrière als romanschrijver, want Witstein raakte er al snel van overtuigd dat ze geen schrijver was. Ze zou weliswaar nog enkele verhalen schrijven, maar die werden niet meer bij Contact uitgegeven. Ze wordt hoogleraar historische letterkunde in Leiden en zou afscheid nemen van het literaire schrijverschap. Ook het contact met Tiessen werd verbroken; Witstein begon opnieuw, alweer.