Er is nooit reactie vanuit het Paleis gekomen – Bruning zit zijn tijd uit, dat wil zeggen: bijna, want in 1954 publiceerde Bruning weer eens in een literair tijdschrift: Maatstaf. Dat ging bepaald niet eenvoudig, zo vertelt uitgever Bert Bakker in een lange inleiding, waarin hij de voorgeschiedenis van de publicatie beschrijft. Bruning had contact met hem opgenomen omdat hij een boek over Guido Gezelle wilde schrijven, maar Bert Bakker ondervond weerstand van de boekhandel. De teleurstelling van Bruning (het ‘ontmoedigt me zeer’) geeft aan dat hij nog steeds onderschat hoe groot de consequenties van zijn keuzes zijn.
Bert Bakker heeft wel sympathie voor Bruning; ook hij had hem voor de oorlog als intellectueel serieus genomen, en was ook verbaasd geweest over Brunings politieke keuzes. Hij heeft een voorstel, ook te lezen in hetzelfde Maatstaf-nummer: ‘begint U uw medewerking aan mijn tijdschrift met een bijdrage, waarin U mededeelt, dàt U fout bent geweest, waaróm U fout bent geweest en waaruit blijkt, dat U het betreurt, dat U fout bent geweest’.
Dat wordt het artikel ‘Een ander spoor...?’. Bakker is er tevreden mee, en spreekt de hoop uit: ‘Moge Brunings eerste bijdrage aan Maatstaf de “onverzoenlijken” doen inzien, dat ook de onverzoenlijkheid in bepaalde gevallen haar grens moet hebben.’ Maar feitelijk doet Bruning niet wat Bakker had gevraagd, merkt Adriaan Venema terecht op. Daarvoor is het verhaal te veel een pleidooi, met dezelfde argumenten die hem tegenover Roland Holst, de Eereraad en de koningin ook al niet verder hadden geholpen. De les die hij getrokken heeft is vooral ‘dat geen enkel ideaal de strijd waard is, dat geen enkel ideaal aan díe strijd mag worden uitgeleverd, dat niets de ontmenselijking van ons eigen leven tot voorwaarde kan hebben en niets dit “heiligt”.’ Bruning zegt in feite: had ik maar geen keuze gemaakt, in plaats van: had ik maar een andere keuze gemaakt.
Brunings boek over Gezelle verschijnt inderdaad bij Bert Bakker. Het wordt goed ontvangen in het katholieke literaire tijdschrift Roeping maar is verder geen groot succes. In 1985 wordt het in het lexicon De Nederlandse en Vlaamse auteurs omschreven als ‘een niet onaanvechtbare maar niettemin knappe persoonlijke visie op de dichter’—hetzelfde tekstje wordt in 2002 weer gebruikt, maar dan wordt Brunings Gezelle-visie omschreven als ‘een niet onaanvechtbare persoonlijke visie op de dichter’, de bewondering is uitgegumd.
In sommige kringen wordt hij weer in ere aangenomen; bijvoorbeeld door een van zijn voormalige vrienden: Gerard Knuvelder. Dat was een van die andere letterkundigen die voor de oorlog sympathie hadden betuigd voor zowel het Italiaanse fascisme als het nationaalsocialisme. Tijdens de oorlog hield Knuvelder zich koest – en hij kon daarom in de naoorlogse jaren wél profiteren van de steun van Van Duinkerken. Hij wordt zelfs Nederlands voornaamste literatuurhistoricus en hij ruimt in 1954 een prominente plaats in voor Bruning in zijn Handboek tot de moderne Nederlandse letterkunde: