Natuur

Op de boot naar Europa was Thé Tjong-Khing een maand lang zeeziek. Het was 1956 en hij wilde weg uit Indonesië om in Nederland zijn geluk te beproeven als tekenaar. ‘Ik haatte de zee en die onvoorspelbare golven,’ herinnert hij zich als de dag van gisteren. Echte liefde werd het niet meer. 

Ontdek dit thema
Omslagillustratie <i>Tussen zuiderkruis en poolster</i>. Salamander (1973)
Omslagillustratie Tussen zuiderkruis en poolster. Salamander (1973)

Tijdens zijn loopbaan tekende hij allerlei watermassa’s in verschillende gedaantes, in zijn tekeningen is de zee onbetrouwbaar. Soms betovert ze met zwierige laagjes turquoise en groen; soms verandert ze in een kolkende, schuimende massa. Oceanen zijn kobaltblauwe vijanden die boten of kleine kindjes opslokken, of plotseling gitzwart worden. De zee is onberekenbaar en gevaarlijk, soms ronduit vijandig.

Meer zien?

In de galerij zijn alle beelden bij dit onderwerp verzameld.

Bekijk nu alle beelden

De op Java geboren Thé heeft niet alleen een ambivalente houding met water, maar met alle natuur. Hij groeide op in Bandung als een echt stadskind. Hij herinnert zich de uitstapjes tijdens zijn studietijd naar Tangkuban Perahu, de vulkaan in de bergen nabij. De tocht er naartoe was weelderig en nat; liever was hij in de stad. Hij is geen natuurliefhebber. ‘Als ik door het bos loop, denk ik: wat moet ik met al die blaadjes? Sommige mensen vinden troost bij de natuur, ik vind de natuur onverschillig. Vijandig zelfs: ik heb hooikoorts, ben ontzettend allergisch. Met vakantie ga ik het liefst naar de woestijn, daar heb ik geen last van niesbuien.’

Uitje met studenten van de Katholieke studentenvereniging naar Tjipanas (1955)
Uitje met studenten van de Katholieke studentenvereniging naar Tjipanas (1955)

Toch tekent hij graag landschappen, maar altijd naar voorbeeld. Zo kon hij voor de groene taferelen in de kinderboeken van Tim Maran (pseudoniem van Ton Schilling) niet voldoende uit geheugen putten. Schilling werkte voor volwassenen, maar schreef onder pseudoniem avontuurlijke jongensverhalen, gesitueerd tegen een exotische achtergrond. Hij liet zijn stoere personages door de jungle zwerven, waar ze te maken kregen met tijgers en ander gespuis. Voor Thé hadden Demenseneter van Tjarinti (1969) en Verhaal voor Subandi (1970) zich net zo goed op de Noordpool kunnen afspelen. Om wilde dieren in hun natuurlijke omgeving te kunnen tekenen, was hij aangewezen op foto’s. Met zwarte inkt penseelde Thé een sluipende tijger, een troep krijsende apen en Indische olifanten.

Tekeningen voor <i>Pep</i> (jaren 60)
Tekeningen voor Pep (jaren 60)

In deze vroege kinderboeken liet Thé al zien een scherp oog te hebben voor landschappelijk detail. Voor de Poolsterreeks van Frans Hoppenbrouwers – een populaire serie over dieren en volkeren die in dertien talen verscheen – illustreerde hij onder meer de delen Poeda de panter (1977), Parre de papegaai (1979), De Pygmeeën (1980) en De Lappen (1979). Thé: ‘Ik heb de bibliotheek geplunderd voor documentatie. Er waren toen nog geen dvd’s, dus ik was geheel aangewezen op boeken en tijdschriften. Eerlijk gezegd voelde ik me niet zo thuis in het informatieve genre.’

In later werk ontdekte Thé dat je blaadjes en grassprietjes kunt tekenen, maar ook suggereren en dat dat soms effectiever is. Voor een tekening van De dieren van het Duitenbos (1982) van Colin Dann gebruikte hij vloeiende aquarelverf om de grimmige sfeer tussen de ruziënde dieren sterk aan te zetten. Ook op het omslag van Tocht naar Toerpa (1981) van Simone Schell verlenen de wolken en de contouren van het gebladerte de tekening haar mysterieuze lading. Thé: ‘De boeken die ik voor Simone heb geïllustreerd hadden allemaal iets geheimzinnigs, dat paste precies in mijn straatje.’

Dat geheimzinnige en dreigende zou hij in later werk meer gaan uitbuiten. Gedetailleerde vegetatie liet hij vaker achterwege, het landschap zette hij functioneler in. Voor zijn kleurenpalet zocht hij houvast bij de oerwouden van Henri Rousseau. Foto’s of tijdschriftenknipsels brengen hem inspiratie: ‘Vroeger ging ik ’s ochtends vroeg de straat op wanneer het oud papier werd opgehaald. Ik zocht naar plaatjes uit tijdschriften, verzamelde beeld dat ik dacht te kunnen gebruiken. Het is moeilijk om uit te leggen waarnaar ik precies zoek. Soms gebruik ik alleen de vorm van heuvels, soms een enkele boom. Zelfs een sneeuwlandschap kan me op het idee brengen van een tropisch bos.’

In later werk, zoals zijn sprookjestekeningen, verlegt Thé de emoties steeds meer naar het omringende landschap. Bomen, bosjes en ander groen staan in dienst van de sfeer, de beweging, de compositie en de emoties.

Uit <i>Het komkommermeisje</i>, Bies van Ede. Fair Trade Organisatie (2001)
Uit Het komkommermeisje, Bies van Ede. Fair Trade Organisatie (2001)
Toon alle thema's