Meer zien?
In de galerij zijn alle beelden bij dit onderwerp verzameld.
Bekijk nu alle beeldenHet is Thé Tjong-Khings grootste commerciële succes: Vos en Haas, de serie waarmee veel kinderen hebben leren lezen. In 2018 blaast het duo twintig kaarsjes uit en dat wordt uitgebreid gevierd. In België zijn Vos en Haas net zo’n begrip als Annie M.G. Schmidts Jip en Janneke, denkt Thé. ‘Iedereen kent ze. Tachtig procent van de mail die ik krijg, gaat over Vos en Haas. Mensen willen bijvoorbeeld tekeningen van ze hebben en vragen mij: heeft u iets te koop?’ Er zijn zo’n 25 titels verkrijgbaar, waarvan in totaal 620.000 exemplaren zijn verkocht.
Voor Thé kwam de aanbieding van uitgeverij Lannoo om illustraties te maken bij Vos en Haas op een kritiek punt in zijn carrière. Hij was uitgekeken op het realisme, had net zijn eerste schreden gezet op het sprookjespad en verlangde naar meer fantasie. De bosdieren Vos en Haas, die gemoedelijk samenwonen in een hol in het bos en leven met de seizoenen, voelden als een redding, maar pasten niet helemaal in de tijdgeest. Het was vloeken in de kerk, zei Thé in de Vlaamse krant De Standaard. ‘Echtscheiding moest je laten zien en homoseksualiteit en zo, toch geen sprekende dieren! Maar ik sprong een gat in de lucht, ik vond het heerlijk.’
De eerste Vos en Haas was een meegroeiboek, naar een idee dat was ontstaan toen Sylvia Vanden Heede haar dochters had zien zwoegen op fantasieloze Avi-boekjes. Vanden Heede bedacht dat een zelfleesboek dat lekker dik is en waarin de tekst meegroeit en steeds een stapje moeilijker wordt, een hart onder de riem van een beginnende lezer zou zijn. De tekeningen waren cruciaal in dat concept. Ze was verguld dat Thé Tjong-Khing de opdracht wilde aannemen. Op de eerste bladzijden van Vos en Haas (1998) tekende hij een Vos en Haas die zich voleten met kaas, pap, room, vis en peer. De tekst liet veel ruimte voor beeld, maar naarmate de moeilijkheidsgraad van de woorden en zinnen opklom, nam de hoeveelheid illustraties af.
Ook voor het tweede boek, Tot kijk, Vos en Haas (1999), tekende Thé veel strooigoedillustraties, maar hij had een dringende wens om groter uit te pakken met beeld. In Vos en Haas op het eiland (2002) en de vervolgboeken kreeg hij daarvoor meer ruimte: elk deel bevatte een aantal paginagrote kleurenillustraties.
Een flinke klus was Het woordenboek van Vos en Haas (2002), waarin meer dan duizend woorden worden uitgelegd. Thé maakte voor dit boek honderden kleine illustraties, van ‘aai’ tot ‘zwoegen’. Hij won er zijn derde Gouden Penseel mee.
In de kartonnen reuzenprentenboeken Een buur voor Vos en Haas (2006) en Wat een kou, Vos en Haas (2009) kon Thé zich uitleven op groot formaat tekeningen. Het hol van Vos en Haas werd voorzien van allerlei voorwerpen en hij verwerkte er ook kunstwerken van zijn vrouw Mino Wortel in. De trekpopjes en de keramische dierenpotten zijn allemaal terug te vinden in hun eigen huiskamer in Haarlem.
In vervolgboeken introduceerde Vanden Heede regelmatig nieuwe karakters. In Dag Vos, dag Haas! (2009) was daar ineens Ever, een stoere Hells Angel op een motor. Thé maakte daar na veel zwoegen een tekening bij, en stuurde een dringend verzoek per e-mail: ‘Wil je alsjeblieft niet meer over motoren schrijven?’ Daarop liet Vanden Heede de motor via de achterdeur verdwijnen en gaf ze Ever in De club van wij (2016) een step. Een vondst die het stoere zwijn veel kwetsbaarder maakte.
Het succesvolle Waar is de taart? (2004) kwam indirect uit de Vos en Haas-serie voort. Lannoo vroeg Thé om een prentenboek over Vos en Haas te maken, maar Vanden Heede had nog niet echt een plot. Daarop sloeg Thé zelf aan het verzinnen. Toen hij haar de tekeningen voorlegde, zei ze: ‘Dat is niet meer mijn verhaal. Waarom maak je er geen eigen boek van?’ Hij besloot er een tekstloos boek van te maken, dat je al vooruit- en terugbladerend kunt bekijken. In Waar is de taart? maakt een dierenstoet een wandeling door een afwisselend landschap. Onderweg gebeurt er van alles: er wordt een taart gestolen, ondeugende apen grissen een hoed van een kat, een klein konijn raakt zijn knuffel kwijt. Waar is de taart? werd in 2005 bekroond met een Zilveren Penseel en de Woutertje Pieterse Prijs. Het was een unicum dat een boek zonder tekst deze literaire prijs in de wacht sleepte. Thé kreeg de smaak te pakken en maakte nog twee prentenboeken: Picknick met taart (2005) en Verjaardag met taart (2010), waarin opeenvolgende spreads een doorlopend verhaal vol zijweggetjes vertellen.
In de Taartboeken heeft Thé zijn ultieme vorm gevonden. Hij tekent niet na, maar put uit eigen bron en bouwt het steeds veranderende landschap laag over laag op. Die scenische opbouw is schatplichtig aan de Aziatische beeldtraditie. Tegelijk trekken de bosranden, klaterende beekjes en rotspartijen voorbij als in een film. De dieren rennen en springen, ze zijn midden in hun actie stilgezet. Collega-illustrator Sieb Posthuma zag in dit werk een mix van twee beeldculturen, vertelde hij in 2011: ‘Sinds ik zelf op Bali ben geweest, weet ik het zeker: Khings tekeningen zijn on-Hollands; al dat groen in zijn werk, die ondoordringbare plantenwereld – dat is Indonesië. In Azië kennen ze van die geornamenteerde miniaturen, plaatjes met weinig diepte en perspectief. Khings werk heeft dat ook, die naïviteit en tegelijkertijd de verfijning die kenmerkend is voor de prentkunst van daar. Dat is die oosterse invloed die door z’n werk heen fietst. Eigenlijk zijn Khings illustraties een weerslag van de ontmoeting van twee werelden. Hij heeft daarmee een heel eigen beeldtaal gecreëerd.’
In de galerij hieronder zijn alle beelden uit dit thema verzameld. Klik op de beelden om ze te vergroten.