Meer zien?
In de galerij zijn alle beelden bij dit onderwerp verzameld.
Bekijk nu alle beeldenLiefhebbers van het werk van Thé Tjong-Khing vind je in verschillende werelden. Er zijn de stripfans, die soms geen weet hebben van zijn reputatie als kinderboekenillustrator – en vice versa. Toch zijn strips, net als films en sprookjesboeken, de voedingsbodem geweest voor Thé’s artistieke loopbaan.
Hij herinnert zich nog goed hoe hij als kind tijdens de oorlogsjaren, toen er geen school was, hele dagen Walt Disney-figuren zat te tekenen. ‘We hadden thuis van die 8 mm-filmpjes van Donald Duck en Mickey Mouse. Ik was helemaal in de ban van de kleuren en de beweging.’ In de gang van het huis in Bandung, waar het gezin na de Japanse invasie naartoe verhuisde, stond een groot schoolbord, waar Thé vaak op oefende. Als er visite kwam demonstreerde hij zijn tekenkunsten en schudde hij razendsnel een stripfiguur uit zijn mouw.
Tijdens zijn middelbareschooljaren bekwaamde Thé zich in het tekenen van filmsterren en pin-ups en maakte zich daarmee populair bij klasgenoten. Hij ging naar de kunstacademie in Bandung, maar realiseerde zich daar dat er in Nederlands-Indië geen behoefte was aan tekenaars. In 1956 besloot hij de boot te nemen naar Nederland, waar hij een kamer kon overnemen van een nichtje, maar eenmaal in Amsterdam viel de nieuwe situatie hem zwaar. Hij was 23 jaar, voelde zich niet thuis tussen zijn veel jongere klasgenoten op de Kunstnijverheidsschool, de latere Rietveld Academie. Hij stopte met de opleiding en klopte met de moed in de schoenen en een map filmsterrentekeningen onder de arm aan bij de Toonder Studio in de Reguliersdwarsstraat.
Daar was de reactie op het werk van de introverte jongen uit Nederlands-Indië aanvankelijk zeer lauw. Thé: ‘Ze vonden het niks, die tekeningen van mij. Ik ontving een briefje thuis dat ze geen plaats voor me hadden. Toen ben ik naar hun personeelschef gestapt met de vraag of ze me toch een tafeltje en een stoel wilden geven en me daar een maand wilden laten zitten, gewoon om te kijken, zonder salaris. En wonder boven wonder kréég ik een tafeltje. En voor niets hoefde niet, ze betaalden me zestig gulden per week.’ Thé bood aan om tekenwerk over te nemen van overbelaste collega’s en maakte zich al snel onmisbaar. Net toen het erop leek dat hij zijn plek bevochten had, stond de vreemdelingenpolitie op de stoep; hij moest terug naar Indonesië. Toonder zorgde er persoonlijk voor dat zijn studievisum werd omgezet in een werkvisum en dat hij in Nederland mocht blijven.
Die periode bij Marten Toonder was cruciaal voor Thé. Ineens werd zijn werk serieus genomen. ‘Ik had altijd te horen gekregen dat tekenen niets voorstelde, maar Toonder praatte er ernstig over. Hij had het over kaders, schaduwen, effecten. Bovendien was hij de eerste die ik ontmoette die naturalistisch getekende strips zoals ik die maakte, waardeerde. Hij gaf me het zelfvertrouwen dat ik nooit had gehad. Achteraf denk ik: als ik Toonder niet had ontmoet, weet ik niet wat er van mij was terechtgekomen.’
Na een periode als assistent schetsen en inkten bij De Telegraaf-strip Marion van Jan Wesseling kreeg Thé in 1960 zijn eigen dagstrip: Het spiegeldoolhof, het derde verhaal in de reeks over student Tijloos. Thé vertelde in een interview over die strip: ‘Ik zal nooit vergeten dat Toonder op een plaatje van Tijloos tikte en zei: Weet je dat jij met dit plaatje, door dit camerastandpunt te kiezen, het hele dilemma van Tijloos blootlegt? Nee, dat wist ik niet, ik wilde alleen maar de spanning opvoeren. Zo ernstig had nog nooit iemand tegen me gesproken.’
Eind jaren zestig besloot Thé zich te vestigen als freelance illustrator, om voor verschillende opdrachtgevers tegelijk te kunnen werken. Samen met Lo Hartog van Banda, met wie hij had samengewerkt bij de Toonder Studio’s, sleep hij een jaar lang aan het concept voor een psychologische sciencefictionserie. De strip Arman & Ilva zou tussen 1969 en 1975 in ten minste negen verschillende Nederlandse en buitenlandse dagbladen verschijnen, in een totale oplage van 750.000. Jarenlang produceerde Thé iedere week zes stroken van drie plaatjes, die eerst eindeloos geschetst en daarna geïnkt dienden te worden met een Chinees penseel, vanwege het fijne, genuanceerde effect.
Arman & Ilva leunde sterk op de Amerikaanse jarenvijftig-stripserie Flash Gordon van Alex Raymond, die Thé als kind verslond. Zijn vader was geabonneerd op het geïllustreerde familieblad d’Oriënt en Thé hunkerde steeds naar een volgende episode van Flash’ ruimteavonturen. Hij knipte ze uit, plakte ze in en leefde met die plakboeken. Ze gingen mee op de boot naar Nederland. Thé: ‘Met Flash Gordon zelf had ik eerlijk gezegd niet zoveel – met Dale alles. Ilva leunt sterk op haar, zij ís Dale.’ De gelijkenis is evident. Ilva vlijt zich op de meest hachelijke momenten in naïef-verleidelijke poses. Kleedt ze zich om, dan lijkt ze zich nooit bewust dat er iemand meekijkt. Onderweg naar verre planeten staart ze mistig uit het raam van de ‘hopper’, het haar altijd nonchalant gedrapeerd met loshangende plukjes in het gezicht.
Thé kreeg de cameravoering, de subtiele emoties en het acteerwerk van zijn personages steeds beter in de vingers, zelfs zo goed dat het hem ging vervelen. Vooral omdat striptekenen toch zo’n allemachtige hoop werk met zich meebracht, waar je niets anders naast kon doen. Toen Hartog van Banda zich steeds vaker moest terugtrekken vanwege de drukte rond de televisieserie Ti-ta-tovenaar, waarvoor hij het scenario schreef, ontfermde Thé zich over de tekst. Een uitdaging, maar toch kreeg sleur de overhand. Halverwege de jaren zeventig besloot hij definitief een punt achter zijn stripcarrière te zetten. Door collega-striptekenaars wordt Thé nog altijd geroemd om zijn vakmanschap. Sinds 2006 herdrukt uitgeverij Sherpa zijn stripoeuvre in luxebanden, voorzien van uitgebreide dossiers, foto’s en allerlei wetenswaardigheden.
In de galerij hieronder zijn alle beelden uit dit thema verzameld. Klik op de beelden om ze te vergroten.