Het gezag van Pos

 

Hugo Pos was jurist, en ging pas schrijven na zijn pensioen. Maar hij werd toen wel onmiddellijk zeer serieus genomen: als grand old man had hij uiteindelijk vanuit Nederland een unieke positie in de Surinaams-Nederlandse letteren. 

 

 

Surinamer, Joods, Nederlander, die drie identiteiten gingen schuil in de jurist en schrijver Hugo Pos (1903-2000). Hij werd in Paramaribo geboren in een voorname Joodse familie. Zijn vader stuurde hem op zijn veertiende naar Nederland voor school en studie. Pos studeerde rechten in Leiden en Parijs. In zijn memoires In triplo (1995) beschrijft hij het roerige derde decennium van de vorige eeuw. Ook in Leiden wordt de opkomst van het nazisme gevolgd, maar bang is men niet, Nederland is immers tolerant en neutraal. 

 

Pos merkt algauw dat hij zijn geboorteland niet mist: 

Holland heeft zich tussen Suriname en mij geschoven. Profiteur d’Hollande, zeg ik lachend tegen een vriend. Het is waar, ik ben van Holland gaan houden, ben me er thuis gaan voelen, sta open voor de cultuur. De dichters zijn mijn dichters geworden, ik deel de lasten en aversies van mijn vrienden.

Als de oorlog nadert, hoort hij van zijn ouders dat er plaats is voor zeker 5000 joodse vluchtelingen. Dan, in die precaire dagen van hoop en vrees, mist hij Suriname wél. ‘Ik koesterde een hevig verlangen naar het hartelijke, mij omarmende Suriname.’ Maar terug gaat hij niet meteen. Zijn vlucht voor de Duitsers voert hem van onder andere Engeland en Finland naar Japan en Canada, totdat hij na een jaar reizen weer ‘thuis’ is. Hij volgt een officiersopleiding en gaat rechtspreken in Indonesië en Japan, waar hij voor het Internationale Hof oorlogsmisdaden moet beoordelen.

 

In 1950 wordt hij rechter in Suriname, daarna procureur-generaal. Hij is zelfs betrokken bij het vaststellen van de grenzen van Suriname. Veertien jaar later keert hij voorgoed terug naar Nederland, waar hij tot aan zijn pensioen vicepresident is van het Haagse gerechtshof. 

Brief van de minister van Algemene Zaken aan Hugo Pos over de vaststelling van de Surinaamse grenzen, 11 januari 1964

In zijn studentenjaren schreef hij gedichten voor het Leidse corpsblad Virtus, tijdens zijn werkzame jaren publiceerde hij nauwelijks. Een rechter moet veel lezen over uiterlijke zaken, een schrijver moet zich richten op het innerlijke leven, en dat gaat niet samen, zo was Pos’ opvatting. Pas na zijn pensionering begon hij verhalen te schrijven: ‘Ik wilde boeken publiceren, dat was een vorm van eerzucht, ik wilde in de Surinaamse Letteren worden opgenomen en ik meen dat me dat is gelukt. Hoe de Surinaamse verhalen tot mij zijn gekomen, weet ik niet precies. Thema’s hebben nu eenmaal een achtergrond nodig en mijn jeugdjaren liggen in Suriname, maar mijn thematiek is ruimer, algemener.’  

 

Ook schreef hij recensies voor Het Parool: de eerste versies soms met de hand.  

In drie samenhangende verhalenbundels Het doosje van Toeti (1985), De ziekte van Anna Printemps (1987) en Het mausoleum van de innerlijke vrede (1989) volgt Pos zijn eigen leven, zonder dat de verhalen strikt autobiografisch zijn. Ze gaan over liefde, dood en wraak, over ‘het omvatbare’ en koloniale vooroordelen, en vooral over de filosofische vraag hoe zuiver herinneringen zijn en hoe groot de rol is van een interpretatie achteraf, die de herinnering kleurt. In een van zijn kwatrijnen drukt hij dat zo uit: 

Bedenk m’n zoon, dat alles wat gebeurt 
de keur van vroeger draagt en wij op onze beurt 
het snoer van morgen rijgen. Niets is waar, 
en wat eens waar was is niet waar gebeurd. 

In veel verhalen is de Surinaamse achtergrond aanwezig: ze zijn gebaseerd op streekmythes, of ware gebeurtenissen. Maar altijd wint het filosofische het van het anekdotische. 

Zo gaat dat met herinneringen, je bent er nooit helemaal zeker van want de bleekste inkt is sterker dan het sterkste geheugen. (…) En tezelfdertijd besef ik dat ik niets anders aan het doen ben dan een soort patience met mijn herinneringen te spelen, de ene schuif ik naar voren, de andere schuif ik weg, keer ik om, bewaar ik voor later. 

Eigenlijk vormen de verhalen de opmaat voor de memoires In triplo waarin Pos ingaat op de vraag wat hij nu eigenlijk is: Joods, Nederlands of Surinaams. Hij vergelijkt de rol van rechter met die van schrijver en geeft ruim baan aan ‘de demonen’ die tijdens zijn lange bestaan zijn leven hebben bepaald. 

Ik vroeg mijn guru: ‘Waar ontspringt de droom, 
in mij of buiten mij, of is er soms een zone, 
een onderduikadres voor mij en mijn demonen,
met water, gas en licht, tv, een zachte dood?’

Geen enkele rol kan hij volledig ‘spelen’. Als Jood is hij te seculier geworden, als Surinamer is hij in Nederland letterlijk ver van huis.  

 

Wat hem rest in de laatste decennia van zijn leven is zijn schrijverschap, het afwegen van wat hij als rechter en als mens goed en fout heeft gedaan. Pos heeft nooit aansluiting gevonden bij andere Surinaamse schrijvers, al heeft hij ze wel als criticus gevolgd en besproken. Hij realiseert zich dat hij zich altijd heeft bediend van de officiële taal, het Nederlands. ‘Wie geen Nederlands kent, spreekt en schrijft, komt maatschappelijk niet vooruit.’  

 

Aan het eind van zijn leven hoopte Pos dat het Surinaams, het Sranan Tongo, een officiële status zou krijgen, ook in het onderwijs. Die wens koesteren veel van zijn collega-Surinaamse schrijvers. Uiteindelijk toch een band, een talige. 

Hugo Pos, gefotografeerd door Michel Szulc-Krzyzanowski voor een boek over Surinaamse schrijvers in Nederland
Hugo Pos, gefotografeerd door Michel Szulc-Krzyzanowski voor een boek over Surinaamse schrijvers in Nederland

Alle thema’s

Terug naar het overzicht
Caraïbische Literatuur - Het gezag van Pos - Literatuurmuseum / Kinderboekenmuseum
Het gezag van Pos
Colofon Colofon

Literatuur en verantwoording

Vrijwel al het materiaal in deze tentoonstelling is ontleend aan het archief van Michiel van Kempen dat in 2022 werd verworven door het Literatuurmuseum. Tevens is gebruik gemaakt van een schenking van Lia van de Pas, die diverse in Suriname uitgegeven boeken naar het museum bracht.


Colofon

Onderzoek, samenstelling en teksten: Daan Cartens (‘Het gezag van Pos’), Bertram Mourits en Thalia Ostendorf.
Vertalingen: Bertram Mourits (tenzij anders aangegeven).
Redactie: Jennie Barbier
Eindredactie: Aafke van Hoof


Digitaal ontwerp: JUST
Beeld: collectie Literatuurmuseum
Foto’s archiefmateriaal: Michiel Spijkers